samentrekken
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to shrivel up
Etymology
Compound from Dutch, Flemish samen (together) + Dutch, Flemish trekken (pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck).
Origin
Dutch (Brabantic)
trekken
Gloss
pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
泪, 涙
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandachttrekkerij Dutch, Flemish
- aantrekken Dutch, Flemish
- aftrekken Dutch, Flemish
- betrekken Dutch, Flemish
- binnentrekken Dutch, Flemish
- doortrekken Dutch, Flemish
- intrekken Dutch, Flemish
- lijsttrekker Dutch, Flemish
- lostrekken Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- onttrekken Dutch, Flemish
- optrekken Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- rechttrekken Dutch, Flemish
- rondtrekken Dutch, Flemish
- saamhorigheid Dutch, Flemish
- saampjes Dutch, Flemish
- samen Dutch, Flemish
- samendrukken Dutch, Flemish
- samenhangen Dutch, Flemish
- samenhorigheid Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- samenkomst Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- samenroepen Dutch, Flemish
- samenrotten Dutch, Flemish
- samenscholen Dutch, Flemish
- samensmelten Dutch, Flemish
- samenspannen Dutch, Flemish
- samenspraak Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- samenstromen Dutch, Flemish
- samentrekking Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- samenvatten Dutch, Flemish
- samenvoegen Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- samenzang Dutch, Flemish
- samenzweren Dutch, Flemish
- steuntrekker Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- treintrekker Dutch, Flemish
- trekbiljart Dutch, Flemish
- trekdier Dutch, Flemish
- trekkast Dutch, Flemish
- trekken Dutch, Flemish
- trekker Dutch, Flemish
- trekpaard Dutch, Flemish
- trekpop Dutch, Flemish
- trekschuit Dutch, Flemish
- treksprinkhaan Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- trekvis Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- trekwild Dutch, Flemish
- trekzak Dutch, Flemish
- uittrekken Dutch, Flemish
- vertrekken Dutch, Flemish
- voltrekken Dutch, Flemish
- voortrekken Dutch, Flemish
- voorttrekken Dutch, Flemish
- worteltrekken Dutch, Flemish
- trecken Middle Dutch
- trekken Middle Dutch
- tsamen Middle Dutch
- trek Afrikaans
- trèk Papiamentu
- samen
- trekker
- trekzak
- trekken
- trekpop
- trekvis
- trekkast
- trekwild
- trekdier
- saampjes
- trekvaart
- samenzang
- trekpaard
- betrekken
- intrekken
- aftrekken
- trekvogel
- optrekken
- omtrekken
- trekschuit
- aantrekken
- uittrekken
- samenkomen
- voltrekken
- lostrekken
- onttrekken
- samenkomst
- vertrekken
- samenleven
- samenspraak
- samenwerken
- rondtrekken
- samenrotten
- samenroepen
- trekbiljart
- samenvallen
- doortrekken
- samenvoegen
- voortrekken
- overtrekken
- samenhangen
- samenzweren
- samenvatten
- terugtrekken
- samenscholen
- steuntrekker
- samenstromen
- samendrukken
- voorttrekken
- samenspannen
- samensmelten
- treintrekker
- lijsttrekker
- rechttrekken
- samenstellen
- binnentrekken
- saamhorigheid
- worteltrekken
- samentrekking
- samenhorigheid
- treksprinkhaan
- aandachttrekkerij