samenkomst
Dutch (Brabantic)
/ˈsaː.mə(n)ˌkɔmst/
noun
Definitions
- meeting, gathering, meetup
- junction, intersection place where two or more things come together, esp. lines and (water)ways
Etymology
Compound from Dutch, Flemish samen (together) + Dutch, Flemish komst (arrival).
Origin
Dutch (Brabantic)
komst
Gloss
arrival
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aankomst Dutch, Flemish
- bijeenkomst Dutch, Flemish
- komst Dutch, Flemish
- saamhorigheid Dutch, Flemish
- saampjes Dutch, Flemish
- samen Dutch, Flemish
- samendrukken Dutch, Flemish
- samenhangen Dutch, Flemish
- samenhorigheid Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- samenroepen Dutch, Flemish
- samenrotten Dutch, Flemish
- samenscholen Dutch, Flemish
- samensmelten Dutch, Flemish
- samenspannen Dutch, Flemish
- samenspraak Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- samenstromen Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- samenvatten Dutch, Flemish
- samenvoegen Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- samenzang Dutch, Flemish
- samenzweren Dutch, Flemish
- thuiskomst Dutch, Flemish
- toekomst Dutch, Flemish
- tussenkomst Dutch, Flemish
- comst Middle Dutch
- tsamen Middle Dutch
- samen
- komst
- toekomst
- saampjes
- aankomst
- samenzang
- thuiskomst
- samenkomen
- samenleven
- bijeenkomst
- samenspraak
- tussenkomst
- samenwerken
- samenhangen
- samenrotten
- samenroepen
- samenzweren
- samenvatten
- samenvallen
- samenvoegen
- samenspannen
- samenscholen
- samensmelten
- samenstromen
- samentrekken
- samendrukken
- samenstellen
- saamhorigheid
- samenhorigheid