samenhangen
Dutch (Brabantic)
noun plural form
Etymology
Compound from Dutch, Flemish samen (together) + Dutch, Flemish hangen (hang).
Origin
Dutch (Brabantic)
hangen
Gloss
hang
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanhangen Dutch, Flemish
- afhangen Dutch, Flemish
- behangen Dutch, Flemish
- hangbrug Dutch, Flemish
- hangen Dutch, Flemish
- hanger Dutch, Flemish
- hangjongere Dutch, Flemish
- hangmat Dutch, Flemish
- hangplant Dutch, Flemish
- hangslot Dutch, Flemish
- hangsnor Dutch, Flemish
- hengsel Dutch, Flemish
- ophangen Dutch, Flemish
- rondhangen Dutch, Flemish
- saamhorigheid Dutch, Flemish
- saampjes Dutch, Flemish
- samen Dutch, Flemish
- samendrukken Dutch, Flemish
- samenhorigheid Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- samenkomst Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- samenroepen Dutch, Flemish
- samenrotten Dutch, Flemish
- samenscholen Dutch, Flemish
- samensmelten Dutch, Flemish
- samenspannen Dutch, Flemish
- samenspraak Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- samenstromen Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- samenvatten Dutch, Flemish
- samenvoegen Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- samenzang Dutch, Flemish
- samenzweren Dutch, Flemish
- uithangen Dutch, Flemish
- verhangen Dutch, Flemish
- voorhang Dutch, Flemish
- voorhangen Dutch, Flemish
- haen Middle Dutch
- tsamen Middle Dutch
- hang Afrikaans
- anga Sranan Tongo
- samen
- hanger
- hangen
- hengsel
- hangmat
- hangsnor
- voorhang
- ophangen
- hangslot
- hangbrug
- afhangen
- saampjes
- behangen
- hangplant
- verhangen
- aanhangen
- samenzang
- uithangen
- rondhangen
- voorhangen
- samenkomen
- samenkomst
- samenleven
- samenspraak
- samenwerken
- samenrotten
- samenroepen
- samenzweren
- samenvatten
- hangjongere
- samenvallen
- samenvoegen
- samenspannen
- samenscholen
- samensmelten
- samenstromen
- samentrekken
- samendrukken
- samenstellen
- saamhorigheid
- samenhorigheid