trekwild
Dutch (Brabantic)
/ˈtrɛk.ʋɪlt/
noun
Definitions
- (collective) migratory wild animals wild animals of a migratory population
Etymology
Compound from Dutch, Flemish trekken (pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck) + Dutch, Flemish wild (wild, wildlife).
Origin
Dutch (Brabantic)
wild
Gloss
wild, wildlife
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Property
Emoji
🐅 🐆 🐗 🐯 🐺 🦁
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandachttrekkerij Dutch, Flemish
- aantrekken Dutch, Flemish
- aftrekken Dutch, Flemish
- betrekken Dutch, Flemish
- binnentrekken Dutch, Flemish
- doortrekken Dutch, Flemish
- intrekken Dutch, Flemish
- lijsttrekker Dutch, Flemish
- lostrekken Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- onttrekken Dutch, Flemish
- optrekken Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- rechttrekken Dutch, Flemish
- rondtrekken Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- standwild Dutch, Flemish
- steuntrekker Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- treintrekker Dutch, Flemish
- trekbiljart Dutch, Flemish
- trekdier Dutch, Flemish
- trekkast Dutch, Flemish
- trekken Dutch, Flemish
- trekker Dutch, Flemish
- trekpaard Dutch, Flemish
- trekpop Dutch, Flemish
- trekschuit Dutch, Flemish
- treksprinkhaan Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- trekvis Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- trekzak Dutch, Flemish
- uittrekken Dutch, Flemish
- vertrekken Dutch, Flemish
- voltrekken Dutch, Flemish
- voortrekken Dutch, Flemish
- voorttrekken Dutch, Flemish
- wild Dutch, Flemish
- wildbout Dutch, Flemish
- wildbraad Dutch, Flemish
- wildeling Dutch, Flemish
- wildernis Dutch, Flemish
- wildgroei Dutch, Flemish
- wildhout Dutch, Flemish
- wildplassen Dutch, Flemish
- wildplukken Dutch, Flemish
- wildrooster Dutch, Flemish
- wildwissel Dutch, Flemish
- wildzang Dutch, Flemish
- worteltrekken Dutch, Flemish
- trecken Middle Dutch
- trekken Middle Dutch
- wilt Middle Dutch
- trek Afrikaans
- *wildi Old Dutch
- trèk Papiamentu
- wild
- trekker
- trekzak
- trekken
- trekpop
- trekvis
- trekkast
- wildzang
- wildhout
- trekdier
- wildbout
- standwild
- wildgroei
- wildernis
- trekvaart
- trekpaard
- wildeling
- betrekken
- intrekken
- aftrekken
- trekvogel
- optrekken
- omtrekken
- wildbraad
- trekschuit
- aantrekken
- uittrekken
- voltrekken
- wildwissel
- lostrekken
- onttrekken
- vertrekken
- wildplassen
- wildplukken
- rondtrekken
- trekbiljart
- doortrekken
- voortrekken
- overtrekken
- wildrooster
- terugtrekken
- steuntrekker
- voorttrekken
- treintrekker
- lijsttrekker
- rechttrekken
- samentrekken
- binnentrekken
- worteltrekken
- treksprinkhaan
- aandachttrekkerij