omtrekken
Dutch (Brabantic)
/ˈɔmˌtrɛkə(n)/, /ˌɔmˈtrɛkə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to pull over, to make fall down
- (transitive) to demarcate, to mark the contours of an object
- (transitive) to pull around
- (intransitive) to go around
- (intransitive) to travel around
Etymology
Compound from Dutch, Flemish om (around) + Dutch, Flemish trekken (pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck).
Origin
Dutch (Brabantic)
trekken
Gloss
pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
泪, 涙
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandachttrekkerij Dutch, Flemish
- aantrekken Dutch, Flemish
- achterom Dutch, Flemish
- aftrekken Dutch, Flemish
- betrekken Dutch, Flemish
- binnentrekken Dutch, Flemish
- doortrekken Dutch, Flemish
- intrekken Dutch, Flemish
- lijsttrekker Dutch, Flemish
- lostrekken Dutch, Flemish
- om Dutch, Flemish
- ombouw Dutch, Flemish
- ombrengen Dutch, Flemish
- omdopen Dutch, Flemish
- omdraaien Dutch, Flemish
- omdrinken Dutch, Flemish
- omgaan Dutch, Flemish
- omgang Dutch, Flemish
- omhakken Dutch, Flemish
- omhoog Dutch, Flemish
- omkeer Dutch, Flemish
- omkeren Dutch, Flemish
- omkijken Dutch, Flemish
- omkleden Dutch, Flemish
- omkomen Dutch, Flemish
- omkopen Dutch, Flemish
- omlaag Dutch, Flemish
- omleggen Dutch, Flemish
- omleiden Dutch, Flemish
- omloop Dutch, Flemish
- omlopen Dutch, Flemish
- ommekeer Dutch, Flemish
- ommetje Dutch, Flemish
- omrekenen Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- omroep Dutch, Flemish
- omroepen Dutch, Flemish
- omslaan Dutch, Flemish
- omslag Dutch, Flemish
- omspringen Dutch, Flemish
- omstaan Dutch, Flemish
- omstander Dutch, Flemish
- omstandig Dutch, Flemish
- omstandigheid Dutch, Flemish
- omstreek Dutch, Flemish
- omtoveren Dutch, Flemish
- omtrek Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- omver Dutch, Flemish
- omvliegen Dutch, Flemish
- omvoegsel Dutch, Flemish
- omvolking Dutch, Flemish
- omvormen Dutch, Flemish
- omwaaien Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- omwentelen Dutch, Flemish
- omwoelen Dutch, Flemish
- omzet Dutch, Flemish
- omzichtig Dutch, Flemish
- omzien Dutch, Flemish
- omzomen Dutch, Flemish
- omzwermen Dutch, Flemish
- omzwerven Dutch, Flemish
- omzweven Dutch, Flemish
- onttrekken Dutch, Flemish
- optrekken Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- rechttrekken Dutch, Flemish
- rondom Dutch, Flemish
- rondtrekken Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- steuntrekker Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- treintrekker Dutch, Flemish
- trekbiljart Dutch, Flemish
- trekdier Dutch, Flemish
- trekkast Dutch, Flemish
- trekken Dutch, Flemish
- trekker Dutch, Flemish
- trekpaard Dutch, Flemish
- trekpop Dutch, Flemish
- trekschuit Dutch, Flemish
- treksprinkhaan Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- trekvis Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- trekwild Dutch, Flemish
- trekzak Dutch, Flemish
- uittrekken Dutch, Flemish
- vertrekken Dutch, Flemish
- voltrekken Dutch, Flemish
- voortrekken Dutch, Flemish
- voorttrekken Dutch, Flemish
- waarom Dutch, Flemish
- worteltrekken Dutch, Flemish
- ombe Middle Dutch
- trecken Middle Dutch
- trekken Middle Dutch
- trek Afrikaans
- trèk Papiamentu
- om
- omver
- omweg
- omzet
- omloop
- waarom
- omlaag
- ombouw
- omzien
- omgang
- omkeer
- omhoog
- omroep
- omgaan
- omslag
- omtrek
- rondom
- trekker
- trekzak
- omkomen
- trekken
- trekpop
- omkeren
- omstaan
- omzomen
- omdopen
- trekvis
- omlopen
- omslaan
- ommetje
- omkopen
- omkijken
- achterom
- omroepen
- omwaaien
- omzweven
- omvallen
- trekkast
- omkleden
- omrijden
- ommekeer
- omhakken
- trekwild
- omwoelen
- trekdier
- omleggen
- omstreek
- omleiden
- omvormen
- omstander
- omvoegsel
- trekvaart
- trekpaard
- betrekken
- intrekken
- omvolking
- aftrekken
- trekvogel
- omrekenen
- omdraaien
- optrekken
- omtoveren
- omstandig
- omdrinken
- ombrengen
- omzichtig
- omvliegen
- omzwerven
- omzwermen
- trekschuit
- aantrekken
- uittrekken
- voltrekken
- omwentelen
- lostrekken
- onttrekken
- vertrekken
- omspringen
- rondtrekken
- trekbiljart
- doortrekken
- voortrekken
- overtrekken
- terugtrekken
- steuntrekker
- voorttrekken
- treintrekker
- lijsttrekker
- rechttrekken
- samentrekken
- binnentrekken
- omstandigheid
- worteltrekken
- treksprinkhaan
- aandachttrekkerij