binnentrekken
Dutch (Brabantic)
/ˈbɪnə(n)trɛkə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to march in, to invade
Etymology
Compound from Dutch, Flemish binnen (inside, inner, internal, interior, indoor) + Dutch, Flemish trekken (pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck).
Origin
Dutch (Brabantic)
trekken
Gloss
pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
泪, 涙
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- binnekill English
- aandachttrekkerij Dutch, Flemish
- aantrekken Dutch, Flemish
- aftrekken Dutch, Flemish
- betrekken Dutch, Flemish
- binnen Dutch, Flemish
- binnenbaan Dutch, Flemish
- binnenband Dutch, Flemish
- binnenbeul Dutch, Flemish
- binnenbeurs Dutch, Flemish
- binnenbrengen Dutch, Flemish
- binnendoor Dutch, Flemish
- binnendringen Dutch, Flemish
- binnengaan Dutch, Flemish
- binnenhalen Dutch, Flemish
- binnenkant Dutch, Flemish
- binnenkern Dutch, Flemish
- binnenkomen Dutch, Flemish
- binnenland Dutch, Flemish
- binnenlands Dutch, Flemish
- binnenmens Dutch, Flemish
- binnenmoeder Dutch, Flemish
- binnenmuur Dutch, Flemish
- binnenplaats Dutch, Flemish
- binnenplaneet Dutch, Flemish
- binnenpret Dutch, Flemish
- binnenscheepvaart Dutch, Flemish
- binnenschip Dutch, Flemish
- binnenst Dutch, Flemish
- binnenstad Dutch, Flemish
- binnenvaart Dutch, Flemish
- binnenvallen Dutch, Flemish
- binnenwater Dutch, Flemish
- binnenweg Dutch, Flemish
- binnenzak Dutch, Flemish
- binnenzee Dutch, Flemish
- doortrekken Dutch, Flemish
- intrekken Dutch, Flemish
- lijsttrekker Dutch, Flemish
- lostrekken Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- onttrekken Dutch, Flemish
- optrekken Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- rechttrekken Dutch, Flemish
- rondtrekken Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- steuntrekker Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- treintrekker Dutch, Flemish
- trekbiljart Dutch, Flemish
- trekdier Dutch, Flemish
- trekkast Dutch, Flemish
- trekken Dutch, Flemish
- trekker Dutch, Flemish
- trekpaard Dutch, Flemish
- trekpop Dutch, Flemish
- trekschuit Dutch, Flemish
- treksprinkhaan Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- trekvis Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- trekwild Dutch, Flemish
- trekzak Dutch, Flemish
- uittrekken Dutch, Flemish
- vertrekken Dutch, Flemish
- voltrekken Dutch, Flemish
- voortrekken Dutch, Flemish
- voorttrekken Dutch, Flemish
- worteltrekken Dutch, Flemish
- binen Indonesian
- binnen Indonesian
- binnen Middle Dutch
- trecken Middle Dutch
- trekken Middle Dutch
- binne Afrikaans
- trek Afrikaans
- trèk Papiamentu
- binnen
- trekker
- trekzak
- trekken
- trekpop
- trekvis
- trekkast
- trekwild
- binnenst
- trekdier
- trekvaart
- trekpaard
- betrekken
- intrekken
- aftrekken
- trekvogel
- optrekken
- omtrekken
- binnenweg
- binnenzak
- binnenzee
- trekschuit
- binnenmuur
- aantrekken
- binnenkant
- uittrekken
- binnengaan
- binnenpret
- binnenstad
- binnenbaan
- voltrekken
- binnenmens
- binnendoor
- binnenband
- lostrekken
- binnenkern
- onttrekken
- vertrekken
- binnenland
- binnenbeul
- binnenkomen
- rondtrekken
- trekbiljart
- binnenlands
- doortrekken
- binnenvaart
- binnenhalen
- voortrekken
- overtrekken
- binnenwater
- binnenbeurs
- binnenschip
- terugtrekken
- binnenvallen
- binnenplaats
- binnenmoeder
- steuntrekker
- voorttrekken
- treintrekker
- lijsttrekker
- rechttrekken
- samentrekken
- binnendringen
- binnenbrengen
- worteltrekken
- binnenplaneet
- treksprinkhaan
- binnenscheepvaart
- aandachttrekkerij