samenspraak
Dutch (Brabantic)
/ˈsaː.mə(n)ˌspraːk/
noun
Definitions
- consultation
- (historical) discussion, dialogue, conversation
Etymology
Inherited from Middle Dutch samensprake derived from Latin colloquium (conversation, conference) compound from Dutch, Flemish samen (together) + Dutch, Flemish spraak (speech, language).
Origin
Dutch (Brabantic)
spraak
Gloss
speech, language
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
語
Emoji
🎤 💬 🗨️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- colloquial English
- collega Latin
- colloquium Latin
- colloquor Latin
- kollokvium Hungarian
- colloquio Italian
- aanspraak Dutch, Flemish
- beeldspraak Dutch, Flemish
- breedspraak Dutch, Flemish
- buikspraak Dutch, Flemish
- rechtspraak Dutch, Flemish
- ruggespraak Dutch, Flemish
- saamhorigheid Dutch, Flemish
- saampjes Dutch, Flemish
- samen Dutch, Flemish
- samendrukken Dutch, Flemish
- samenhangen Dutch, Flemish
- samenhorigheid Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- samenkomst Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- samenroepen Dutch, Flemish
- samenrotten Dutch, Flemish
- samenscholen Dutch, Flemish
- samensmelten Dutch, Flemish
- samenspannen Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- samenstromen Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- samenvatten Dutch, Flemish
- samenvoegen Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- samenzang Dutch, Flemish
- samenzweren Dutch, Flemish
- spraak Dutch, Flemish
- spraakkunst Dutch, Flemish
- spraakleer Dutch, Flemish
- spraakverwarring Dutch, Flemish
- spraakwaterval Dutch, Flemish
- spraakzaam Dutch, Flemish
- sprakeloos Dutch, Flemish
- tegenspraak Dutch, Flemish
- uitspraak Dutch, Flemish
- vrijspraak Dutch, Flemish
- colloque French
- коллоквиум Russian
- kolokwialny Polish
- col·loquial Catalan, Valencian
- samensprake Middle Dutch
- sprâke Middle Dutch
- tsamen Middle Dutch
- same Afrikaans
- samespraak Afrikaans
- spraak Afrikaans
- samen
- spraak
- saampjes
- aanspraak
- samenzang
- uitspraak
- buikspraak
- sprakeloos
- vrijspraak
- spraakzaam
- samenkomen
- samenkomst
- samenleven
- spraakleer
- spraakkunst
- samenwerken
- ruggespraak
- samenhangen
- samenrotten
- breedspraak
- samenroepen
- samenzweren
- samenvatten
- tegenspraak
- beeldspraak
- samenvallen
- rechtspraak
- samenvoegen
- samenspannen
- samenscholen
- samensmelten
- samenstromen
- samentrekken
- samendrukken
- samenstellen
- saamhorigheid
- samenhorigheid
- spraakwaterval
- spraakverwarring