trekpaard
Dutch (Brabantic)
/ˈtrɛk.paːrt/
noun
Definitions
- draft horse (US)/draught horse (UK)
Etymology
Compound from Dutch, Flemish trekken (pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck) + Dutch, Flemish paard (horse).
Origin
Dutch (Brabantic)
paard
Gloss
horse
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
馬
Emoji
🎠 🏇 🐴 🦓
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- prad English
- aandachttrekkerij Dutch, Flemish
- aantrekken Dutch, Flemish
- aftrekken Dutch, Flemish
- betrekken Dutch, Flemish
- binnentrekken Dutch, Flemish
- doortrekken Dutch, Flemish
- hobbelpaard Dutch, Flemish
- intrekken Dutch, Flemish
- jaagpaard Dutch, Flemish
- lijsttrekker Dutch, Flemish
- lostrekken Dutch, Flemish
- menspaard Dutch, Flemish
- nijlpaard Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- onttrekken Dutch, Flemish
- optrekken Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- paard Dutch, Flemish
- paardebloem Dutch, Flemish
- paardenbek Dutch, Flemish
- paardenbloem Dutch, Flemish
- paardenfluisteraar Dutch, Flemish
- paardenfokker Dutch, Flemish
- paardenkracht Dutch, Flemish
- paardenlul Dutch, Flemish
- paardenmiddel Dutch, Flemish
- paardenras Dutch, Flemish
- paardenrennen Dutch, Flemish
- paardenrookvlees Dutch, Flemish
- paardenstaart Dutch, Flemish
- paardenstal Dutch, Flemish
- paardentram Dutch, Flemish
- paardenvijg Dutch, Flemish
- paardmens Dutch, Flemish
- paardrijder Dutch, Flemish
- paradepaard Dutch, Flemish
- rechttrekken Dutch, Flemish
- renpaard Dutch, Flemish
- rijpaard Dutch, Flemish
- rivierpaard Dutch, Flemish
- rondtrekken Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- steuntrekker Dutch, Flemish
- stoompaard Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- treintrekker Dutch, Flemish
- trekbiljart Dutch, Flemish
- trekdier Dutch, Flemish
- trekkast Dutch, Flemish
- trekken Dutch, Flemish
- trekker Dutch, Flemish
- trekpop Dutch, Flemish
- trekschuit Dutch, Flemish
- treksprinkhaan Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- trekvis Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- trekwild Dutch, Flemish
- trekzak Dutch, Flemish
- uittrekken Dutch, Flemish
- vertrekken Dutch, Flemish
- veulenpaard Dutch, Flemish
- voltrekken Dutch, Flemish
- voortrekken Dutch, Flemish
- voorttrekken Dutch, Flemish
- werkpaard Dutch, Flemish
- worteltrekken Dutch, Flemish
- zeepaard Dutch, Flemish
- pert Middle Dutch
- trecken Middle Dutch
- trekken Middle Dutch
- perd Afrikaans
- trek Afrikaans
- trèk Papiamentu
- paard
- trekker
- trekzak
- trekken
- trekpop
- trekvis
- rijpaard
- trekkast
- zeepaard
- trekwild
- trekdier
- renpaard
- trekvaart
- paardmens
- betrekken
- intrekken
- aftrekken
- trekvogel
- werkpaard
- jaagpaard
- optrekken
- omtrekken
- menspaard
- nijlpaard
- trekschuit
- paardenbek
- aantrekken
- paardenlul
- uittrekken
- paardenras
- stoompaard
- voltrekken
- lostrekken
- onttrekken
- vertrekken
- paardrijder
- paradepaard
- rondtrekken
- trekbiljart
- doortrekken
- rivierpaard
- hobbelpaard
- paardentram
- voortrekken
- paardenstal
- veulenpaard
- overtrekken
- paardebloem
- paardenvijg
- terugtrekken
- steuntrekker
- paardenbloem
- voorttrekken
- treintrekker
- lijsttrekker
- rechttrekken
- samentrekken
- paardenstaart
- binnentrekken
- paardenrennen
- worteltrekken
- paardenkracht
- paardenfokker
- paardenmiddel
- treksprinkhaan
- paardenrookvlees
- aandachttrekkerij
- paardenfluisteraar