samenspannen
Dutch (Brabantic)
/ˈsaː.mə(n)ˌspɑ.nə(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to conspire
Etymology
Compound from Dutch, Flemish samen (together) + Dutch, Flemish spannen (stretch, span, strain, tighten).
Origin
Dutch (Brabantic)
spannen
Gloss
stretch, span, strain, tighten
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanspannen Dutch, Flemish
- eedgespan Dutch, Flemish
- inspannen Dutch, Flemish
- onderspannen Dutch, Flemish
- ontspannen Dutch, Flemish
- opspannen Dutch, Flemish
- overspannen Dutch, Flemish
- saamhorigheid Dutch, Flemish
- saampjes Dutch, Flemish
- samen Dutch, Flemish
- samendrukken Dutch, Flemish
- samenhangen Dutch, Flemish
- samenhorigheid Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- samenkomst Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- samenroepen Dutch, Flemish
- samenrotten Dutch, Flemish
- samenscholen Dutch, Flemish
- samensmelten Dutch, Flemish
- samenspanning Dutch, Flemish
- samenspraak Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- samenstromen Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- samenvatten Dutch, Flemish
- samenvoegen Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- samenzang Dutch, Flemish
- samenzweren Dutch, Flemish
- snelspanner Dutch, Flemish
- spanbroek Dutch, Flemish
- spandoek Dutch, Flemish
- spannen Dutch, Flemish
- spanning Dutch, Flemish
- weerspannig Dutch, Flemish
- spannen Middle Dutch
- tsamen Middle Dutch
- samen
- spannen
- spandoek
- spanning
- saampjes
- eedgespan
- samenzang
- opspannen
- inspannen
- spanbroek
- samenkomen
- ontspannen
- samenkomst
- aanspannen
- samenleven
- samenspraak
- samenwerken
- samenrotten
- samenroepen
- weerspannig
- samenvallen
- samenvoegen
- overspannen
- samenhangen
- snelspanner
- samenzweren
- samenvatten
- samenscholen
- samenstromen
- samendrukken
- onderspannen
- samensmelten
- samentrekken
- samenstellen
- saamhorigheid
- samenspanning
- samenhorigheid