treintrekker
Dutch (Brabantic)
/ˈtrɛi̯nˌtrɛ.kər/
noun
Definitions
- (dated) locomotive power unit of a train
Etymology
Affix from Dutch, Flemish trein (train) + Dutch, Flemish trekken (pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck).
Origin
Dutch (Brabantic)
trekken
Gloss
pull, draw, migrate, drag, tear, be windy, trek, air, pluck
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
泪, 涙
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandachttrekkerij Dutch, Flemish
- aantrekken Dutch, Flemish
- aftrekken Dutch, Flemish
- betrekken Dutch, Flemish
- binnentrekken Dutch, Flemish
- boemeltrein Dutch, Flemish
- dieseltrein Dutch, Flemish
- doortrekken Dutch, Flemish
- flitstrein Dutch, Flemish
- forensentrein Dutch, Flemish
- goederentrein Dutch, Flemish
- hogesnelheidstrein Dutch, Flemish
- hospitaaltrein Dutch, Flemish
- intrekken Dutch, Flemish
- lijsttrekker Dutch, Flemish
- lostrekken Dutch, Flemish
- modeltrein Dutch, Flemish
- nachttrein Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- onttrekken Dutch, Flemish
- optrekken Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- pantsertrein Dutch, Flemish
- rechttrekken Dutch, Flemish
- rondtrekken Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- smalspoortrein Dutch, Flemish
- sneltrein Dutch, Flemish
- spooktrein Dutch, Flemish
- steuntrekker Dutch, Flemish
- stoomtrein Dutch, Flemish
- stoptrein Dutch, Flemish
- stroomtrein Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- trein Dutch, Flemish
- treinstation Dutch, Flemish
- treinstel Dutch, Flemish
- treinwagon Dutch, Flemish
- trekbiljart Dutch, Flemish
- trekdier Dutch, Flemish
- trekkast Dutch, Flemish
- trekken Dutch, Flemish
- trekker Dutch, Flemish
- trekpaard Dutch, Flemish
- trekpop Dutch, Flemish
- trekschuit Dutch, Flemish
- treksprinkhaan Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- trekvis Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- trekwild Dutch, Flemish
- trekzak Dutch, Flemish
- uittrekken Dutch, Flemish
- vertrekken Dutch, Flemish
- voltrekken Dutch, Flemish
- voortrekken Dutch, Flemish
- voorttrekken Dutch, Flemish
- worteltrekken Dutch, Flemish
- zweeftrein Dutch, Flemish
- trecken Middle Dutch
- trekken Middle Dutch
- trein Afrikaans
- trek Afrikaans
- train Middle French
- trèk Papiamentu
- trein
- trekker
- trekzak
- trekken
- trekpop
- trekvis
- trekkast
- trekwild
- trekdier
- trekvaart
- trekpaard
- betrekken
- intrekken
- aftrekken
- trekvogel
- optrekken
- sneltrein
- omtrekken
- stoptrein
- treinstel
- trekschuit
- aantrekken
- uittrekken
- nachttrein
- flitstrein
- zweeftrein
- modeltrein
- voltrekken
- stoomtrein
- treinwagon
- spooktrein
- lostrekken
- onttrekken
- vertrekken
- rondtrekken
- stroomtrein
- trekbiljart
- doortrekken
- voortrekken
- overtrekken
- dieseltrein
- boemeltrein
- terugtrekken
- treinstation
- steuntrekker
- voorttrekken
- pantsertrein
- lijsttrekker
- rechttrekken
- samentrekken
- forensentrein
- goederentrein
- binnentrekken
- worteltrekken
- smalspoortrein
- hospitaaltrein
- treksprinkhaan
- aandachttrekkerij
- hogesnelheidstrein