samenleven
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to live together as partners or a family
Etymology
Compound from Dutch, Flemish samen (together) + Dutch, Flemish leven (life, live).
Origin
Dutch (Brabantic)
leven
Gloss
life, live
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Other
Kanji
生
Emoji
🧬
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- anderhalvemetersamenleving Dutch, Flemish
- bedrijfsleven Dutch, Flemish
- beleven Dutch, Flemish
- boerenleven Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- herleven Dutch, Flemish
- hondenleven Dutch, Flemish
- inleven Dutch, Flemish
- kinderleven Dutch, Flemish
- leefgebied Dutch, Flemish
- leefgemeenschap Dutch, Flemish
- leefloon Dutch, Flemish
- leefmilieu Dutch, Flemish
- leefstijl Dutch, Flemish
- leeftijd Dutch, Flemish
- leeftocht Dutch, Flemish
- leefwijze Dutch, Flemish
- leven Dutch, Flemish
- levenloos Dutch, Flemish
- levensbelang Dutch, Flemish
- levensbelangrijk Dutch, Flemish
- levensbeschouwing Dutch, Flemish
- levensbeschrijvend Dutch, Flemish
- levensbeschrijver Dutch, Flemish
- levensbeschrijving Dutch, Flemish
- levensduur Dutch, Flemish
- levensecht Dutch, Flemish
- levensgenieter Dutch, Flemish
- levensgevaar Dutch, Flemish
- levensgezel Dutch, Flemish
- levensgezellin Dutch, Flemish
- levensjaar Dutch, Flemish
- levenskracht Dutch, Flemish
- levensleer Dutch, Flemish
- levensleugen Dutch, Flemish
- levenslied Dutch, Flemish
- levensloop Dutch, Flemish
- levensloos Dutch, Flemish
- levenslucht Dutch, Flemish
- levensmiddel Dutch, Flemish
- levensmoe Dutch, Flemish
- levensschets Dutch, Flemish
- levensstijl Dutch, Flemish
- levensvatbaar Dutch, Flemish
- levensverzekering Dutch, Flemish
- levensvorm Dutch, Flemish
- levenswende Dutch, Flemish
- liefdesleven Dutch, Flemish
- medeleven Dutch, Flemish
- mensenleven Dutch, Flemish
- opleven Dutch, Flemish
- overleven Dutch, Flemish
- saamhorigheid Dutch, Flemish
- saampjes Dutch, Flemish
- samen Dutch, Flemish
- samendrukken Dutch, Flemish
- samenhangen Dutch, Flemish
- samenhorigheid Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- samenkomst Dutch, Flemish
- samenleving Dutch, Flemish
- samenroepen Dutch, Flemish
- samenrotten Dutch, Flemish
- samenscholen Dutch, Flemish
- samensmelten Dutch, Flemish
- samenspannen Dutch, Flemish
- samenspraak Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- samenstromen Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- samenvatten Dutch, Flemish
- samenvoegen Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- samenzang Dutch, Flemish
- samenzweren Dutch, Flemish
- soldatenleven Dutch, Flemish
- stilleven Dutch, Flemish
- leven Middle Dutch
- tsamen Middle Dutch
- leef Afrikaans
- lewe Afrikaans
- samen
- leven
- opleven
- beleven
- inleven
- leefloon
- leeftijd
- saampjes
- herleven
- samenzang
- levenloos
- stilleven
- leefwijze
- medeleven
- overleven
- levensmoe
- leeftocht
- leefstijl
- levensduur
- levensjaar
- levensleer
- leefmilieu
- samenkomen
- levensecht
- leefgebied
- levensloos
- levensvorm
- levenslied
- samenkomst
- levensloop
- buitenleven
- samenspraak
- samenwerken
- levenslucht
- samenrotten
- levensstijl
- samenroepen
- levenswende
- mensenleven
- samenvallen
- samenvoegen
- kinderleven
- samenhangen
- hondenleven
- samenleving
- boerenleven
- samenzweren
- samenvatten
- levensgezel
- levensgevaar
- samenscholen
- levensmiddel
- samenstromen
- levensleugen
- samendrukken
- levenskracht
- samenspannen
- levensschets
- samensmelten
- levensbelang
- liefdesleven
- samentrekken
- samenstellen
- soldatenleven
- levensvatbaar
- bedrijfsleven
- saamhorigheid
- samenhorigheid
- levensgenieter
- levensgezellin
- leefgemeenschap
- levensbelangrijk
- levensverzekering
- levensbeschrijver
- levensbeschouwing
- levensbeschrijving
- levensbeschrijvend
- anderhalvemetersamenleving