samenzweren
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to conspire, plot
Etymology
Compound from Dutch, Flemish samen (together) + Dutch, Flemish zweren (swear, vow).
Origin
Dutch (Brabantic)
zweren
Gloss
swear, vow
Concept
Semantic Field
Law
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🤬
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afzweren Dutch, Flemish
- bezweren Dutch, Flemish
- saamhorigheid Dutch, Flemish
- saampjes Dutch, Flemish
- samen Dutch, Flemish
- samendrukken Dutch, Flemish
- samenhangen Dutch, Flemish
- samenhorigheid Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- samenkomst Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- samenroepen Dutch, Flemish
- samenrotten Dutch, Flemish
- samenscholen Dutch, Flemish
- samensmelten Dutch, Flemish
- samenspannen Dutch, Flemish
- samenspraak Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- samenstromen Dutch, Flemish
- samentrekken Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- samenvatten Dutch, Flemish
- samenvoegen Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- samenzang Dutch, Flemish
- samenzwering Dutch, Flemish
- samenzweringstheoreticus Dutch, Flemish
- zweren Dutch, Flemish
- sweren Middle Dutch
- swēren Middle Dutch
- tsamen Middle Dutch
- sweer Afrikaans
- samen
- zweren
- bezweren
- afzweren
- saampjes
- samenzang
- samenkomen
- samenkomst
- samenleven
- samenhangen
- samenrotten
- samenroepen
- samenspraak
- samenvatten
- samenwerken
- samenvallen
- samenvoegen
- samenstromen
- samenspannen
- samenscholen
- samentrekken
- samendrukken
- samenzwering
- samensmelten
- samenstellen
- saamhorigheid
- samenhorigheid
- samenzweringstheoreticus