buitenwerk
Dutch (Brabantic)
/ˈbœy̯.tə(n)ˌʋɛrk/
noun
Definitions
- (countable) An outwork, a separate smaller fortification serving to enhance the defence of another fortification.
- (uncountable) Work outside, outdoor work.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish buiten (outside, in the open, without, outside of, outer, out) + Dutch, Flemish werk (work, product, labour, produce, job, object).
Origin
Dutch (Brabantic)
werk
Gloss
work, product, labour, produce, job, object
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
働
Emoji
✂️ 🏗️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aardewerk Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- beeldhouwwerk Dutch, Flemish
- binnenstebuiten Dutch, Flemish
- bolwerk Dutch, Flemish
- bontwerk Dutch, Flemish
- bouwwerk Dutch, Flemish
- breiwerk Dutch, Flemish
- broddelwerk Dutch, Flemish
- buiten Dutch, Flemish
- buitenaards Dutch, Flemish
- buitenband Dutch, Flemish
- buitenbeugel Dutch, Flemish
- buitendeur Dutch, Flemish
- buitengaats Dutch, Flemish
- buitengemeen Dutch, Flemish
- buitenhuis Dutch, Flemish
- buitenissig Dutch, Flemish
- buitenkans Dutch, Flemish
- buitenkant Dutch, Flemish
- buitenkern Dutch, Flemish
- buitenland Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- buitenlucht Dutch, Flemish
- buitenlui Dutch, Flemish
- buitenmaatschappelijk Dutch, Flemish
- buitenman Dutch, Flemish
- buitenmoeder Dutch, Flemish
- buitenmuur Dutch, Flemish
- buitenplaneet Dutch, Flemish
- buitenpolitiek Dutch, Flemish
- buitenshuis Dutch, Flemish
- buitensluiten Dutch, Flemish
- buitenspel Dutch, Flemish
- buitensporig Dutch, Flemish
- buitenst Dutch, Flemish
- buitenstaander Dutch, Flemish
- buitentijds Dutch, Flemish
- buitentrouw Dutch, Flemish
- buitenverblijf Dutch, Flemish
- buitenvrouw Dutch, Flemish
- buitenwaarts Dutch, Flemish
- buitenwacht Dutch, Flemish
- buitenwereld Dutch, Flemish
- buitenwettelijk Dutch, Flemish
- buitenwijk Dutch, Flemish
- buitenwipper Dutch, Flemish
- dichtwerk Dutch, Flemish
- drukwerk Dutch, Flemish
- ellebogenwerk Dutch, Flemish
- giswerk Dutch, Flemish
- handwerk Dutch, Flemish
- hekwerk Dutch, Flemish
- huiswerk Dutch, Flemish
- koetswerk Dutch, Flemish
- koperwerk Dutch, Flemish
- kunstwerk Dutch, Flemish
- leidingwerk Dutch, Flemish
- meesterwerk Dutch, Flemish
- naslagwerk Dutch, Flemish
- netwerk Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- paalwerk Dutch, Flemish
- papierwerk Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- pleisterwerk Dutch, Flemish
- prutswerk Dutch, Flemish
- raamwerk Dutch, Flemish
- raderwerk Dutch, Flemish
- reukwerk Dutch, Flemish
- rookwerk Dutch, Flemish
- schilderwerk Dutch, Flemish
- slagwerk Dutch, Flemish
- sloopwerk Dutch, Flemish
- slopingswerk Dutch, Flemish
- snijwerk Dutch, Flemish
- standaardwerk Dutch, Flemish
- strafwerk Dutch, Flemish
- stukwerk Dutch, Flemish
- thuiswerk Dutch, Flemish
- touwwerk Dutch, Flemish
- uurwerk Dutch, Flemish
- vaatwerk Dutch, Flemish
- vakwerk Dutch, Flemish
- veldwerk Dutch, Flemish
- vestingwerk Dutch, Flemish
- vloerwerk Dutch, Flemish
- voetenwerk Dutch, Flemish
- vredeswerk Dutch, Flemish
- vrijwilligerswerk Dutch, Flemish
- vuurwerk Dutch, Flemish
- werk Dutch, Flemish
- werkdruk Dutch, Flemish
- werkeiland Dutch, Flemish
- werkelijk Dutch, Flemish
- werkeloos Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- werkgelegenheid Dutch, Flemish
- werkgever Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- werklust Dutch, Flemish
- werkneemster Dutch, Flemish
- werknemer Dutch, Flemish
- werkstellig Dutch, Flemish
- werktuig Dutch, Flemish
- werkverlet Dutch, Flemish
- werkverschaffing Dutch, Flemish
- werkwijze Dutch, Flemish
- werkzaam Dutch, Flemish
- zilverwerk Dutch, Flemish
- buten Middle Dutch
- werc Middle Dutch
- buite Afrikaans
- werk Afrikaans
- *werk Old Dutch
- boiti Sranan Tongo
- werk
- buiten
- giswerk
- vakwerk
- uurwerk
- bolwerk
- netwerk
- hekwerk
- reukwerk
- veldwerk
- stukwerk
- werklust
- buitenst
- bontwerk
- vuurwerk
- werktuig
- slagwerk
- touwwerk
- rookwerk
- werkdruk
- overwerk
- vaatwerk
- drukwerk
- bouwwerk
- werkzaam
- breiwerk
- huiswerk
- handwerk
- paalwerk
- snijwerk
- raamwerk
- vloerwerk
- werkelijk
- koperwerk
- buitenlui
- werkgever
- aardewerk
- prutswerk
- thuiswerk
- werkeloos
- strafwerk
- werkwijze
- plaatwerk
- sloopwerk
- koetswerk
- dichtwerk
- werknemer
- buitenman
- kunstwerk
- raderwerk
- werkgroep
- buitenkant
- buitenband
- buitenland
- buitenmuur
- zilverwerk
- buitenkern
- naslagwerk
- buitenspel
- werkeiland
- buitendeur
- voetenwerk
- buitenwijk
- werkverlet
- papierwerk
- achterwerk
- buitenkans
- buitenhuis
- vredeswerk
- buitengaats
- buitenleven
- buitenlucht
- werkstellig
- buitenaards
- vestingwerk
- buitentijds
- buitentrouw
- buitenshuis
- buitenvrouw
- broddelwerk
- leidingwerk
- meesterwerk
- buitenwacht
- buitenissig
- buitenmoeder
- buitenwipper
- schilderwerk
- pleisterwerk
- buitenwereld
- buitenbeugel
- werkgeefster
- buitengemeen
- buitensporig
- werkneemster
- slopingswerk
- buitenwaarts
- buitenplaneet
- standaardwerk
- buitensluiten
- beeldhouwwerk
- ellebogenwerk
- buitenstaander
- buitenpolitiek
- buitenverblijf
- buitenwettelijk
- binnenstebuiten
- werkgelegenheid
- werkverschaffing
- vrijwilligerswerk
- buitenmaatschappelijk