werkelijk
Dutch (Brabantic)
/ˈʋɛr.kə.lək/
adj
Definitions
- real, actual
Etymology
Inherited from Middle Dutch werkelijc affix from Dutch, Flemish werk (work, product, labour, produce, job, object).
Origin
Dutch (Brabantic)
werk
Gloss
work, product, labour, produce, job, object
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
働
Emoji
✂️ 🏗️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- work English
- workly English
- aardewerk Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- beeldhouwwerk Dutch, Flemish
- bolwerk Dutch, Flemish
- bontwerk Dutch, Flemish
- bouwwerk Dutch, Flemish
- boven Dutch, Flemish
- bovenwerkelijk Dutch, Flemish
- bovenwerkelijkheid Dutch, Flemish
- breiwerk Dutch, Flemish
- broddelwerk Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- dichtwerk Dutch, Flemish
- drukwerk Dutch, Flemish
- ellebogenwerk Dutch, Flemish
- giswerk Dutch, Flemish
- handwerk Dutch, Flemish
- hekwerk Dutch, Flemish
- huiswerk Dutch, Flemish
- koetswerk Dutch, Flemish
- koperwerk Dutch, Flemish
- kunstwerk Dutch, Flemish
- leidingwerk Dutch, Flemish
- meesterwerk Dutch, Flemish
- naslagwerk Dutch, Flemish
- netwerk Dutch, Flemish
- onwerkelijk Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- paalwerk Dutch, Flemish
- papierwerk Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- pleisterwerk Dutch, Flemish
- prutswerk Dutch, Flemish
- raamwerk Dutch, Flemish
- raderwerk Dutch, Flemish
- reukwerk Dutch, Flemish
- rookwerk Dutch, Flemish
- schilderwerk Dutch, Flemish
- slagwerk Dutch, Flemish
- sloopwerk Dutch, Flemish
- slopingswerk Dutch, Flemish
- snijwerk Dutch, Flemish
- standaardwerk Dutch, Flemish
- strafwerk Dutch, Flemish
- stukwerk Dutch, Flemish
- thuiswerk Dutch, Flemish
- touwwerk Dutch, Flemish
- uurwerk Dutch, Flemish
- vaatwerk Dutch, Flemish
- vakwerk Dutch, Flemish
- veldwerk Dutch, Flemish
- vestingwerk Dutch, Flemish
- vloerwerk Dutch, Flemish
- voetenwerk Dutch, Flemish
- vredeswerk Dutch, Flemish
- vrijwilligerswerk Dutch, Flemish
- vuurwerk Dutch, Flemish
- werk Dutch, Flemish
- werkdruk Dutch, Flemish
- werkeiland Dutch, Flemish
- werkelijkheid Dutch, Flemish
- werkelijkheidszin Dutch, Flemish
- werkeloos Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- werkgelegenheid Dutch, Flemish
- werkgever Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- werklust Dutch, Flemish
- werkneemster Dutch, Flemish
- werknemer Dutch, Flemish
- werkstellig Dutch, Flemish
- werktuig Dutch, Flemish
- werkverlet Dutch, Flemish
- werkverschaffing Dutch, Flemish
- werkwijze Dutch, Flemish
- werkzaam Dutch, Flemish
- zilverwerk Dutch, Flemish
- *workly Middle English
- werc Middle Dutch
- werkelijc Middle Dutch
- werkelijcheit Middle Dutch
- werk Afrikaans
- *werk Old Dutch
- werk
- boven
- vakwerk
- uurwerk
- giswerk
- bolwerk
- netwerk
- hekwerk
- veldwerk
- stukwerk
- werklust
- werkdruk
- touwwerk
- rookwerk
- drukwerk
- bouwwerk
- paalwerk
- vaatwerk
- reukwerk
- vuurwerk
- bontwerk
- werktuig
- slagwerk
- overwerk
- werkzaam
- breiwerk
- huiswerk
- handwerk
- snijwerk
- raamwerk
- vloerwerk
- koperwerk
- werkgever
- prutswerk
- strafwerk
- sloopwerk
- koetswerk
- kunstwerk
- raderwerk
- werkgroep
- aardewerk
- thuiswerk
- werkeloos
- werkwijze
- plaatwerk
- dichtwerk
- werknemer
- naslagwerk
- werkeiland
- voetenwerk
- werkverlet
- papierwerk
- achterwerk
- vredeswerk
- zilverwerk
- buitenwerk
- werkstellig
- leidingwerk
- onwerkelijk
- vestingwerk
- broddelwerk
- meesterwerk
- schilderwerk
- pleisterwerk
- werkgeefster
- werkneemster
- slopingswerk
- werkelijkheid
- standaardwerk
- beeldhouwwerk
- ellebogenwerk
- bovenwerkelijk
- werkgelegenheid
- werkverschaffing
- werkelijkheidszin
- vrijwilligerswerk
- bovenwerkelijkheid