bouwwerk
Dutch (Brabantic)
/ˈbɑu̯.ʋɛrk/
noun
Definitions
- a building, construction (i.e. something which has been built/constructed)
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bouw (construction, building, cultivation, build, engineering discipline, contruction, growth) + Dutch, Flemish werk (work, product, labour, produce, job, object).
Origin
Dutch (Brabantic)
werk
Gloss
work, product, labour, produce, job, object
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
働
Emoji
✂️ 🏗️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanbouw Dutch, Flemish
- aardewerk Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- akkerbouw Dutch, Flemish
- beeldhouwwerk Dutch, Flemish
- bolwerk Dutch, Flemish
- bontwerk Dutch, Flemish
- bosbouw Dutch, Flemish
- bouw Dutch, Flemish
- bouwgedrocht Dutch, Flemish
- bouwgewrocht Dutch, Flemish
- bouwkunde Dutch, Flemish
- bouwterrein Dutch, Flemish
- bouwval Dutch, Flemish
- bovenbouw Dutch, Flemish
- breiwerk Dutch, Flemish
- broddelwerk Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- civielbouw Dutch, Flemish
- dichtwerk Dutch, Flemish
- drukwerk Dutch, Flemish
- ellebogenwerk Dutch, Flemish
- giswerk Dutch, Flemish
- handwerk Dutch, Flemish
- hekwerk Dutch, Flemish
- hoogbouw Dutch, Flemish
- huiswerk Dutch, Flemish
- huizenbouw Dutch, Flemish
- koetswerk Dutch, Flemish
- koperwerk Dutch, Flemish
- kunstwerk Dutch, Flemish
- landbouw Dutch, Flemish
- leidingwerk Dutch, Flemish
- lichaamsbouw Dutch, Flemish
- meesterwerk Dutch, Flemish
- middenbouw Dutch, Flemish
- mijnbouw Dutch, Flemish
- naslagwerk Dutch, Flemish
- netwerk Dutch, Flemish
- nieuwbouw Dutch, Flemish
- ombouw Dutch, Flemish
- onderbouw Dutch, Flemish
- ooftbouw Dutch, Flemish
- opbouw Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- paalwerk Dutch, Flemish
- papierwerk Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- pleisterwerk Dutch, Flemish
- prutswerk Dutch, Flemish
- raamwerk Dutch, Flemish
- raderwerk Dutch, Flemish
- reukwerk Dutch, Flemish
- revolutiebouw Dutch, Flemish
- rookwerk Dutch, Flemish
- scheepbouw Dutch, Flemish
- scheepsbouw Dutch, Flemish
- schilderwerk Dutch, Flemish
- slagwerk Dutch, Flemish
- sloopwerk Dutch, Flemish
- slopingswerk Dutch, Flemish
- snijwerk Dutch, Flemish
- speculatiebouw Dutch, Flemish
- standaardwerk Dutch, Flemish
- strafwerk Dutch, Flemish
- stukwerk Dutch, Flemish
- thuiswerk Dutch, Flemish
- touwwerk Dutch, Flemish
- tuinbouw Dutch, Flemish
- uitbouw Dutch, Flemish
- uurwerk Dutch, Flemish
- vaatwerk Dutch, Flemish
- vakwerk Dutch, Flemish
- veldwerk Dutch, Flemish
- vestingwerk Dutch, Flemish
- vloerwerk Dutch, Flemish
- vlootbouw Dutch, Flemish
- voetenwerk Dutch, Flemish
- vredeswerk Dutch, Flemish
- vrijwilligerswerk Dutch, Flemish
- vuurwerk Dutch, Flemish
- wegenbouw Dutch, Flemish
- werk Dutch, Flemish
- werkdruk Dutch, Flemish
- werkeiland Dutch, Flemish
- werkelijk Dutch, Flemish
- werkeloos Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- werkgelegenheid Dutch, Flemish
- werkgever Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- werklust Dutch, Flemish
- werkneemster Dutch, Flemish
- werknemer Dutch, Flemish
- werkstellig Dutch, Flemish
- werktuig Dutch, Flemish
- werkverlet Dutch, Flemish
- werkverschaffing Dutch, Flemish
- werkwijze Dutch, Flemish
- werkzaam Dutch, Flemish
- wijnbouw Dutch, Flemish
- woningbouw Dutch, Flemish
- zilverwerk Dutch, Flemish
- zinsbouw Dutch, Flemish
- boplang Indonesian
- bouw Middle Dutch
- werc Middle Dutch
- werk Afrikaans
- *werk Old Dutch
- werk
- bouw
- opbouw
- ombouw
- bouwval
- giswerk
- vakwerk
- uitbouw
- uurwerk
- bolwerk
- netwerk
- hekwerk
- aanbouw
- bosbouw
- reukwerk
- veldwerk
- stukwerk
- werklust
- zinsbouw
- bontwerk
- vuurwerk
- werktuig
- hoogbouw
- ooftbouw
- tuinbouw
- slagwerk
- touwwerk
- rookwerk
- werkdruk
- overwerk
- wijnbouw
- vaatwerk
- drukwerk
- werkzaam
- breiwerk
- landbouw
- huiswerk
- handwerk
- paalwerk
- mijnbouw
- snijwerk
- raamwerk
- vloerwerk
- werkelijk
- onderbouw
- koperwerk
- werkgever
- aardewerk
- prutswerk
- thuiswerk
- akkerbouw
- werkeloos
- vlootbouw
- strafwerk
- werkwijze
- wegenbouw
- nieuwbouw
- bouwkunde
- bovenbouw
- plaatwerk
- sloopwerk
- koetswerk
- dichtwerk
- werknemer
- kunstwerk
- raderwerk
- werkgroep
- scheepbouw
- civielbouw
- zilverwerk
- buitenwerk
- middenbouw
- naslagwerk
- werkeiland
- huizenbouw
- voetenwerk
- woningbouw
- werkverlet
- papierwerk
- achterwerk
- vredeswerk
- werkstellig
- vestingwerk
- scheepsbouw
- broddelwerk
- leidingwerk
- meesterwerk
- bouwterrein
- schilderwerk
- pleisterwerk
- werkgeefster
- lichaamsbouw
- werkneemster
- bouwgedrocht
- slopingswerk
- bouwgewrocht
- standaardwerk
- beeldhouwwerk
- ellebogenwerk
- revolutiebouw
- speculatiebouw
- werkgelegenheid
- werkverschaffing
- vrijwilligerswerk