buitenkans
Dutch (Brabantic)
/ˈbœy̯.tə(n)ˌkɑns/
noun
Definitions
- golden opportunity
Etymology
Compound from Dutch, Flemish buiten (outside, in the open, without, outside of, outer, out) + Dutch, Flemish kans (chance).
Origin
Dutch (Brabantic)
kans
Gloss
chance
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- binnenstebuiten Dutch, Flemish
- buiten Dutch, Flemish
- buitenaards Dutch, Flemish
- buitenband Dutch, Flemish
- buitenbeugel Dutch, Flemish
- buitendeur Dutch, Flemish
- buitengaats Dutch, Flemish
- buitengemeen Dutch, Flemish
- buitenhuis Dutch, Flemish
- buitenissig Dutch, Flemish
- buitenkant Dutch, Flemish
- buitenkern Dutch, Flemish
- buitenland Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- buitenlucht Dutch, Flemish
- buitenlui Dutch, Flemish
- buitenmaatschappelijk Dutch, Flemish
- buitenman Dutch, Flemish
- buitenmoeder Dutch, Flemish
- buitenmuur Dutch, Flemish
- buitenplaneet Dutch, Flemish
- buitenpolitiek Dutch, Flemish
- buitenshuis Dutch, Flemish
- buitensluiten Dutch, Flemish
- buitenspel Dutch, Flemish
- buitensporig Dutch, Flemish
- buitenst Dutch, Flemish
- buitenstaander Dutch, Flemish
- buitentijds Dutch, Flemish
- buitentrouw Dutch, Flemish
- buitenverblijf Dutch, Flemish
- buitenvrouw Dutch, Flemish
- buitenwaarts Dutch, Flemish
- buitenwacht Dutch, Flemish
- buitenwereld Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- buitenwettelijk Dutch, Flemish
- buitenwijk Dutch, Flemish
- buitenwipper Dutch, Flemish
- herkansen Dutch, Flemish
- kans Dutch, Flemish
- kansloos Dutch, Flemish
- kansrekening Dutch, Flemish
- kansrijk Dutch, Flemish
- kansspel Dutch, Flemish
- pakkans Dutch, Flemish
- waterkans Dutch, Flemish
- kans Indonesian
- buten Middle Dutch
- canse Middle Dutch
- buite Afrikaans
- kans Afrikaans
- boiti Sranan Tongo
- cance ONF.
- kans
- buiten
- pakkans
- kansspel
- buitenst
- kansloos
- kansrijk
- buitenlui
- herkansen
- waterkans
- buitenman
- buitenkant
- buitenmuur
- buitenband
- buitenland
- buitenkern
- buitenwerk
- buitenspel
- buitendeur
- buitenwijk
- buitenhuis
- buitengaats
- buitenleven
- buitenlucht
- buitenaards
- buitentijds
- buitentrouw
- buitenshuis
- buitenvrouw
- buitenwacht
- buitenissig
- buitenmoeder
- buitenwipper
- buitenwereld
- buitenbeugel
- buitengemeen
- buitensporig
- kansrekening
- buitenwaarts
- buitenplaneet
- buitensluiten
- buitenstaander
- buitenpolitiek
- buitenverblijf
- buitenwettelijk
- binnenstebuiten
- buitenmaatschappelijk