stukwerk
Dutch (Brabantic)
/ˈstʏk.ʋɛrk/
noun
Definitions
- piece work
Etymology
Compound from Dutch, Flemish stuk (piece, item, piecepart, feat, document, rest, component) + Dutch, Flemish werk (work, product, labour, produce, job, object).
Origin
Dutch (Brabantic)
werk
Gloss
work, product, labour, produce, job, object
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
働
Emoji
✂️ 🏗️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aardewerk Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- altaarstuk Dutch, Flemish
- beeldhouwwerk Dutch, Flemish
- bewijsstuk Dutch, Flemish
- bilstuk Dutch, Flemish
- bloemstuk Dutch, Flemish
- bolwerk Dutch, Flemish
- bontwerk Dutch, Flemish
- borststuk Dutch, Flemish
- bouwwerk Dutch, Flemish
- breiwerk Dutch, Flemish
- broddelwerk Dutch, Flemish
- brokstuk Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- damstuk Dutch, Flemish
- dichtwerk Dutch, Flemish
- drukwerk Dutch, Flemish
- ellebogenwerk Dutch, Flemish
- giswerk Dutch, Flemish
- goudstuk Dutch, Flemish
- haarstuk Dutch, Flemish
- hamerstuk Dutch, Flemish
- handwerk Dutch, Flemish
- hekwerk Dutch, Flemish
- hoofdstuk Dutch, Flemish
- huiswerk Dutch, Flemish
- huzarenstuk Dutch, Flemish
- jachtstuk Dutch, Flemish
- kamerstuk Dutch, Flemish
- kerkstuk Dutch, Flemish
- kerststuk Dutch, Flemish
- kinstuk Dutch, Flemish
- klapstuk Dutch, Flemish
- kledingstuk Dutch, Flemish
- koetswerk Dutch, Flemish
- koperstuk Dutch, Flemish
- koperwerk Dutch, Flemish
- kopstuk Dutch, Flemish
- kunstwerk Dutch, Flemish
- leerstuk Dutch, Flemish
- leidingwerk Dutch, Flemish
- lijnstuk Dutch, Flemish
- meesterstuk Dutch, Flemish
- meesterwerk Dutch, Flemish
- meubelstuk Dutch, Flemish
- mondstuk Dutch, Flemish
- naslagwerk Dutch, Flemish
- netwerk Dutch, Flemish
- nikkelstuk Dutch, Flemish
- opiniestuk Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- paalwerk Dutch, Flemish
- papierwerk Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- pleisterwerk Dutch, Flemish
- poststuk Dutch, Flemish
- pronkstuk Dutch, Flemish
- prutswerk Dutch, Flemish
- puntstuk Dutch, Flemish
- raamwerk Dutch, Flemish
- raderwerk Dutch, Flemish
- regentenstuk Dutch, Flemish
- regentessenstuk Dutch, Flemish
- reukwerk Dutch, Flemish
- ribstuk Dutch, Flemish
- rookwerk Dutch, Flemish
- schaakstuk Dutch, Flemish
- schelmstuk Dutch, Flemish
- schilderstuk Dutch, Flemish
- schilderwerk Dutch, Flemish
- slagwerk Dutch, Flemish
- sloopwerk Dutch, Flemish
- slopingswerk Dutch, Flemish
- sluitstuk Dutch, Flemish
- snijwerk Dutch, Flemish
- speelstuk Dutch, Flemish
- staartstuk Dutch, Flemish
- standaardwerk Dutch, Flemish
- strafwerk Dutch, Flemish
- stuk Dutch, Flemish
- stukgaan Dutch, Flemish
- stukloon Dutch, Flemish
- thuiswerk Dutch, Flemish
- toneelstuk Dutch, Flemish
- touwwerk Dutch, Flemish
- uurwerk Dutch, Flemish
- vaatwerk Dutch, Flemish
- vakwerk Dutch, Flemish
- veldwerk Dutch, Flemish
- vestingwerk Dutch, Flemish
- vierduitenstuk Dutch, Flemish
- vierduitstuk Dutch, Flemish
- vloerwerk Dutch, Flemish
- voetenwerk Dutch, Flemish
- voetstuk Dutch, Flemish
- vraagstuk Dutch, Flemish
- vredeswerk Dutch, Flemish
- vrijwilligerswerk Dutch, Flemish
- vuurwerk Dutch, Flemish
- werk Dutch, Flemish
- werkdruk Dutch, Flemish
- werkeiland Dutch, Flemish
- werkelijk Dutch, Flemish
- werkeloos Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- werkgelegenheid Dutch, Flemish
- werkgever Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- werklust Dutch, Flemish
- werkneemster Dutch, Flemish
- werknemer Dutch, Flemish
- werkstellig Dutch, Flemish
- werktuig Dutch, Flemish
- werkverlet Dutch, Flemish
- werkverschaffing Dutch, Flemish
- werkwijze Dutch, Flemish
- werkzaam Dutch, Flemish
- wisselstuk Dutch, Flemish
- zilverstuk Dutch, Flemish
- zilverwerk Dutch, Flemish
- stucke Middle Dutch
- werc Middle Dutch
- stuk Afrikaans
- werk Afrikaans
- *werk Old Dutch
- stuk
- werk
- giswerk
- vakwerk
- uurwerk
- bilstuk
- bolwerk
- damstuk
- netwerk
- hekwerk
- ribstuk
- kinstuk
- kopstuk
- goudstuk
- reukwerk
- stukgaan
- veldwerk
- raamwerk
- klapstuk
- werklust
- bontwerk
- vuurwerk
- werktuig
- voetstuk
- slagwerk
- touwwerk
- rookwerk
- stukloon
- werkdruk
- overwerk
- leerstuk
- lijnstuk
- kerkstuk
- poststuk
- vaatwerk
- drukwerk
- bouwwerk
- werkzaam
- puntstuk
- breiwerk
- huiswerk
- handwerk
- paalwerk
- snijwerk
- brokstuk
- mondstuk
- haarstuk
- vloerwerk
- vraagstuk
- werkelijk
- koperwerk
- werkgever
- aardewerk
- prutswerk
- thuiswerk
- kerststuk
- werkeloos
- bloemstuk
- strafwerk
- werkwijze
- koperstuk
- hamerstuk
- borststuk
- hoofdstuk
- jachtstuk
- plaatwerk
- speelstuk
- sloopwerk
- kamerstuk
- koetswerk
- pronkstuk
- dichtwerk
- werknemer
- kunstwerk
- raderwerk
- sluitstuk
- werkgroep
- altaarstuk
- zilverwerk
- buitenwerk
- naslagwerk
- meubelstuk
- werkeiland
- wisselstuk
- voetenwerk
- zilverstuk
- staartstuk
- toneelstuk
- werkverlet
- schaakstuk
- papierwerk
- achterwerk
- bewijsstuk
- nikkelstuk
- schelmstuk
- opiniestuk
- vredeswerk
- meesterstuk
- kledingstuk
- werkstellig
- vestingwerk
- huzarenstuk
- broddelwerk
- leidingwerk
- meesterwerk
- schilderwerk
- pleisterwerk
- vierduitstuk
- werkgeefster
- schilderstuk
- werkneemster
- regentenstuk
- slopingswerk
- standaardwerk
- beeldhouwwerk
- ellebogenwerk
- vierduitenstuk
- regentessenstuk
- werkgelegenheid
- werkverschaffing
- vrijwilligerswerk