buitenlui
Dutch (Brabantic)
/ˈbœy̯.tə(n)ˌlœy̯/
noun
Definitions
- rural people, rustics people not living in towns or cities
- outdoors people
- (historical) any outsiders, strangers as seen from the perspective of a town or city
- (plural of) buitenman
Etymology
Compound from Dutch, Flemish buiten (outside, in the open, without, outside of, outer, out) + Dutch, Flemish lui (lot, lazy, people).
Origin
Dutch (Brabantic)
lui
Gloss
lot, lazy, people
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Property
Kanji
民
Emoji
🦥
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Luilekkerland Dutch, Flemish
- aartslui Dutch, Flemish
- bestuurslui Dutch, Flemish
- binnenstebuiten Dutch, Flemish
- buiten Dutch, Flemish
- buitenaards Dutch, Flemish
- buitenband Dutch, Flemish
- buitenbeugel Dutch, Flemish
- buitendeur Dutch, Flemish
- buitengaats Dutch, Flemish
- buitengemeen Dutch, Flemish
- buitenhuis Dutch, Flemish
- buitenissig Dutch, Flemish
- buitenkans Dutch, Flemish
- buitenkant Dutch, Flemish
- buitenkern Dutch, Flemish
- buitenland Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- buitenlucht Dutch, Flemish
- buitenmaatschappelijk Dutch, Flemish
- buitenman Dutch, Flemish
- buitenmoeder Dutch, Flemish
- buitenmuur Dutch, Flemish
- buitenplaneet Dutch, Flemish
- buitenpolitiek Dutch, Flemish
- buitenshuis Dutch, Flemish
- buitensluiten Dutch, Flemish
- buitenspel Dutch, Flemish
- buitensporig Dutch, Flemish
- buitenst Dutch, Flemish
- buitenstaander Dutch, Flemish
- buitentijds Dutch, Flemish
- buitentrouw Dutch, Flemish
- buitenverblijf Dutch, Flemish
- buitenvrouw Dutch, Flemish
- buitenwaarts Dutch, Flemish
- buitenwacht Dutch, Flemish
- buitenwereld Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- buitenwettelijk Dutch, Flemish
- buitenwijk Dutch, Flemish
- buitenwipper Dutch, Flemish
- gijlui Dutch, Flemish
- hunlui Dutch, Flemish
- lui Dutch, Flemish
- luiaard Dutch, Flemish
- luiheid Dutch, Flemish
- ului Dutch, Flemish
- wijlui Dutch, Flemish
- zijlui Dutch, Flemish
- buten Middle Dutch
- loy Middle Dutch
- buite Afrikaans
- boiti Sranan Tongo
- lui
- ului
- zijlui
- hunlui
- buiten
- gijlui
- wijlui
- luiaard
- luiheid
- aartslui
- buitenst
- buitenman
- buitenwijk
- buitenkant
- buitenmuur
- buitenband
- buitenland
- buitenkern
- buitenwerk
- buitenspel
- buitenkans
- buitenhuis
- buitendeur
- buitengaats
- buitenshuis
- buitenleven
- buitenvrouw
- buitenlucht
- buitenaards
- buitentijds
- buitentrouw
- buitenwacht
- buitenissig
- bestuurslui
- buitensporig
- buitenmoeder
- buitenwipper
- buitenwereld
- buitenbeugel
- buitengemeen
- buitenwaarts
- buitenplaneet
- buitensluiten
- Luilekkerland
- buitenstaander
- buitenverblijf
- buitenpolitiek
- buitenwettelijk
- binnenstebuiten
- buitenmaatschappelijk