buitenband
Dutch (Brabantic)
/ˈbœy̯.tə(n)ˌbɑnt/
noun
Definitions
- outer tyre
Etymology
Compound from Dutch, Flemish buiten (outside, in the open, without, outside of, outer, out) + Dutch, Flemish band (bond, leash, relationship, strip, bound, strap, conveyor belt, collar, tyre, belt, track, tire, fetter).
Origin
Dutch (Brabantic)
band
Gloss
bond, leash, relationship, strip, bound, strap, conveyor belt, collar, tyre, belt, track, tire, fetter
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
襟
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afplakband Dutch, Flemish
- armband Dutch, Flemish
- autoband Dutch, Flemish
- band Dutch, Flemish
- bandafnemer Dutch, Flemish
- bandbreedte Dutch, Flemish
- banddoorlaatfilter Dutch, Flemish
- bandeloos Dutch, Flemish
- bandenlichter Dutch, Flemish
- bandenloos Dutch, Flemish
- bandfabriek Dutch, Flemish
- bandhond Dutch, Flemish
- bandleider Dutch, Flemish
- bandopnemer Dutch, Flemish
- bandrecorder Dutch, Flemish
- bandsperfilter Dutch, Flemish
- bandwerker Dutch, Flemish
- binnenband Dutch, Flemish
- binnenstebuiten Dutch, Flemish
- breedband Dutch, Flemish
- buiten Dutch, Flemish
- buitenaards Dutch, Flemish
- buitenbeugel Dutch, Flemish
- buitendeur Dutch, Flemish
- buitengaats Dutch, Flemish
- buitengemeen Dutch, Flemish
- buitenhuis Dutch, Flemish
- buitenissig Dutch, Flemish
- buitenkans Dutch, Flemish
- buitenkant Dutch, Flemish
- buitenkern Dutch, Flemish
- buitenland Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- buitenlucht Dutch, Flemish
- buitenlui Dutch, Flemish
- buitenmaatschappelijk Dutch, Flemish
- buitenman Dutch, Flemish
- buitenmoeder Dutch, Flemish
- buitenmuur Dutch, Flemish
- buitenplaneet Dutch, Flemish
- buitenpolitiek Dutch, Flemish
- buitenshuis Dutch, Flemish
- buitensluiten Dutch, Flemish
- buitenspel Dutch, Flemish
- buitensporig Dutch, Flemish
- buitenst Dutch, Flemish
- buitenstaander Dutch, Flemish
- buitentijds Dutch, Flemish
- buitentrouw Dutch, Flemish
- buitenverblijf Dutch, Flemish
- buitenvrouw Dutch, Flemish
- buitenwaarts Dutch, Flemish
- buitenwacht Dutch, Flemish
- buitenwereld Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- buitenwettelijk Dutch, Flemish
- buitenwijk Dutch, Flemish
- buitenwipper Dutch, Flemish
- cassetteband Dutch, Flemish
- draagband Dutch, Flemish
- haarband Dutch, Flemish
- halsband Dutch, Flemish
- keelband Dutch, Flemish
- kinband Dutch, Flemish
- klittenband Dutch, Flemish
- kousenband Dutch, Flemish
- leiband Dutch, Flemish
- loopband Dutch, Flemish
- losbandig Dutch, Flemish
- plakband Dutch, Flemish
- polsband Dutch, Flemish
- reserveband Dutch, Flemish
- rockband Dutch, Flemish
- rupsband Dutch, Flemish
- smalband Dutch, Flemish
- sneeuwband Dutch, Flemish
- stemband Dutch, Flemish
- verband Dutch, Flemish
- zijband Dutch, Flemish
- ban Indonesian
- bant Middle Dutch
- buten Middle Dutch
- buite Afrikaans
- boiti Sranan Tongo
- band
- buiten
- leiband
- armband
- kinband
- zijband
- verband
- halsband
- polsband
- smalband
- plakband
- haarband
- stemband
- loopband
- autoband
- rupsband
- buitenst
- keelband
- bandhond
- rockband
- bandeloos
- draagband
- buitenlui
- breedband
- buitenman
- losbandig
- buitenkern
- binnenband
- afplakband
- bandenloos
- buitenkant
- buitenmuur
- buitenland
- kousenband
- buitenwerk
- bandleider
- buitenspel
- buitendeur
- buitenwijk
- sneeuwband
- bandwerker
- buitenkans
- buitenhuis
- bandopnemer
- buitentrouw
- buitenvrouw
- buitenissig
- buitengaats
- buitenleven
- buitenlucht
- buitenaards
- klittenband
- bandbreedte
- buitentijds
- reserveband
- buitenshuis
- bandfabriek
- buitenwacht
- bandafnemer
- buitenwipper
- buitengemeen
- buitensporig
- bandrecorder
- buitenmoeder
- buitenwereld
- buitenbeugel
- cassetteband
- buitenwaarts
- bandenlichter
- buitenplaneet
- buitensluiten
- bandsperfilter
- buitenstaander
- buitenpolitiek
- buitenverblijf
- buitenwettelijk
- binnenstebuiten
- banddoorlaatfilter
- buitenmaatschappelijk