buitenwacht
Dutch (Brabantic)
/ˈbœy̯.tə(n).ʋɑxt/
noun
Definitions
- outsiders
- (construction) safety supervisor for confined spaces
- outside guard
- guard duty outside
- (Flemish) having to stay outside (usually with hebben (hebben) or krijgen (krijgen))
Etymology
Affix from Dutch, Flemish buiten (outside, in the open, without, outside of, outer, out) + Dutch, Flemish wacht (guard, watch, sentry, a watch).
Origin
Dutch (Brabantic)
wacht
Gloss
guard, watch, sentry, a watch
Concept
Semantic Field
Warfare and hunting
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
💂 💂♀️ 💂♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- binnenstebuiten Dutch, Flemish
- buiten Dutch, Flemish
- buitenaards Dutch, Flemish
- buitenband Dutch, Flemish
- buitenbeugel Dutch, Flemish
- buitendeur Dutch, Flemish
- buitengaats Dutch, Flemish
- buitengemeen Dutch, Flemish
- buitenhuis Dutch, Flemish
- buitenissig Dutch, Flemish
- buitenkans Dutch, Flemish
- buitenkant Dutch, Flemish
- buitenkern Dutch, Flemish
- buitenland Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- buitenlucht Dutch, Flemish
- buitenlui Dutch, Flemish
- buitenmaatschappelijk Dutch, Flemish
- buitenman Dutch, Flemish
- buitenmoeder Dutch, Flemish
- buitenmuur Dutch, Flemish
- buitenplaneet Dutch, Flemish
- buitenpolitiek Dutch, Flemish
- buitenshuis Dutch, Flemish
- buitensluiten Dutch, Flemish
- buitenspel Dutch, Flemish
- buitensporig Dutch, Flemish
- buitenst Dutch, Flemish
- buitenstaander Dutch, Flemish
- buitentijds Dutch, Flemish
- buitentrouw Dutch, Flemish
- buitenverblijf Dutch, Flemish
- buitenvrouw Dutch, Flemish
- buitenwaarts Dutch, Flemish
- buitenwereld Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- buitenwettelijk Dutch, Flemish
- buitenwijk Dutch, Flemish
- buitenwipper Dutch, Flemish
- dijkwacht Dutch, Flemish
- hondenwacht Dutch, Flemish
- kustwacht Dutch, Flemish
- lijfwacht Dutch, Flemish
- nachtwacht Dutch, Flemish
- platvoetwacht Dutch, Flemish
- rijkswacht Dutch, Flemish
- schildwacht Dutch, Flemish
- sterrenwacht Dutch, Flemish
- strandwacht Dutch, Flemish
- torenwacht Dutch, Flemish
- wacht Dutch, Flemish
- wachten Dutch, Flemish
- wachthuisje Dutch, Flemish
- wachtpost Dutch, Flemish
- wachttoren Dutch, Flemish
- wachtvolk Dutch, Flemish
- sekilwak Indonesian
- buten Middle Dutch
- wachte Middle Dutch
- buite Afrikaans
- wag Afrikaans
- boiti Sranan Tongo
- wacht
- buiten
- wachten
- buitenst
- wachtvolk
- buitenlui
- lijfwacht
- dijkwacht
- kustwacht
- wachtpost
- buitenman
- buitenwijk
- buitenkant
- nachtwacht
- torenwacht
- buitenmuur
- buitenband
- buitenland
- buitenkern
- buitenwerk
- buitenspel
- buitenkans
- buitenhuis
- buitendeur
- rijkswacht
- wachttoren
- buitengaats
- buitenshuis
- buitenleven
- buitenvrouw
- buitenlucht
- strandwacht
- buitenaards
- hondenwacht
- wachthuisje
- buitentijds
- buitentrouw
- buitenissig
- schildwacht
- buitensporig
- buitenmoeder
- buitenwipper
- buitenwereld
- buitenbeugel
- buitengemeen
- buitenwaarts
- sterrenwacht
- buitenplaneet
- buitensluiten
- platvoetwacht
- buitenstaander
- buitenverblijf
- buitenpolitiek
- buitenwettelijk
- binnenstebuiten
- buitenmaatschappelijk