slagwerk
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- (uncountable) percussion
Etymology
Compound from Dutch, Flemish slag (hit, stroke, blow, battle, strike, beat, beating, knock) + Dutch, Flemish werk (work, product, labour, produce, job, object).
Origin
Dutch (Brabantic)
werk
Gloss
work, product, labour, produce, job, object
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
働
Emoji
✂️ 🏗️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanslag Dutch, Flemish
- aardewerk Dutch, Flemish
- achterwerk Dutch, Flemish
- aderslag Dutch, Flemish
- beeldhouwwerk Dutch, Flemish
- bolwerk Dutch, Flemish
- bontwerk Dutch, Flemish
- bouwwerk Dutch, Flemish
- breiwerk Dutch, Flemish
- broddelwerk Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- dichtwerk Dutch, Flemish
- doodslag Dutch, Flemish
- doorslag Dutch, Flemish
- drieslagstelsel Dutch, Flemish
- drukwerk Dutch, Flemish
- ellebogenwerk Dutch, Flemish
- genadeslag Dutch, Flemish
- giswerk Dutch, Flemish
- glottisslag Dutch, Flemish
- golfslag Dutch, Flemish
- grondslag Dutch, Flemish
- hagelslag Dutch, Flemish
- handwerk Dutch, Flemish
- hartslag Dutch, Flemish
- hekwerk Dutch, Flemish
- herculesslag Dutch, Flemish
- huiswerk Dutch, Flemish
- inslag Dutch, Flemish
- kaakslag Dutch, Flemish
- kaalslag Dutch, Flemish
- koetswerk Dutch, Flemish
- koperwerk Dutch, Flemish
- kunstwerk Dutch, Flemish
- kwartslag Dutch, Flemish
- leidingwerk Dutch, Flemish
- meesterwerk Dutch, Flemish
- mokerslag Dutch, Flemish
- muntslag Dutch, Flemish
- naslag Dutch, Flemish
- naslagwerk Dutch, Flemish
- neerslag Dutch, Flemish
- netwerk Dutch, Flemish
- omsingelingsslag Dutch, Flemish
- omslag Dutch, Flemish
- ontslag Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- paalwerk Dutch, Flemish
- papierwerk Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- pleisterwerk Dutch, Flemish
- polsslag Dutch, Flemish
- prutswerk Dutch, Flemish
- raamwerk Dutch, Flemish
- raderwerk Dutch, Flemish
- reukwerk Dutch, Flemish
- riemslag Dutch, Flemish
- rookwerk Dutch, Flemish
- schilderwerk Dutch, Flemish
- schoolslag Dutch, Flemish
- slag Dutch, Flemish
- slagbal Dutch, Flemish
- slagboom Dutch, Flemish
- slaginstrument Dutch, Flemish
- slagkracht Dutch, Flemish
- slagroom Dutch, Flemish
- slagschaduw Dutch, Flemish
- slagschip Dutch, Flemish
- slagvaardig Dutch, Flemish
- slagveld Dutch, Flemish
- slagwapen Dutch, Flemish
- slagzwaard Dutch, Flemish
- sloopwerk Dutch, Flemish
- slopingswerk Dutch, Flemish
- snijwerk Dutch, Flemish
- standaardwerk Dutch, Flemish
- steenslag Dutch, Flemish
- stokslag Dutch, Flemish
- strafwerk Dutch, Flemish
- stukwerk Dutch, Flemish
- tankslag Dutch, Flemish
- tegenslag Dutch, Flemish
- thuiswerk Dutch, Flemish
- toeslag Dutch, Flemish
- touwwerk Dutch, Flemish
- toverslag Dutch, Flemish
- uitputtingsslag Dutch, Flemish
- uurwerk Dutch, Flemish
- vaatwerk Dutch, Flemish
- vakwerk Dutch, Flemish
- veldslag Dutch, Flemish
- veldwerk Dutch, Flemish
- vestingwerk Dutch, Flemish
- vloerwerk Dutch, Flemish
- voetenwerk Dutch, Flemish
- vredeswerk Dutch, Flemish
- vrijwilligerswerk Dutch, Flemish
- vuurwerk Dutch, Flemish
- werk Dutch, Flemish
- werkdruk Dutch, Flemish
- werkeiland Dutch, Flemish
- werkelijk Dutch, Flemish
- werkeloos Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- werkgelegenheid Dutch, Flemish
- werkgever Dutch, Flemish
- werkgroep Dutch, Flemish
- werklust Dutch, Flemish
- werkneemster Dutch, Flemish
- werknemer Dutch, Flemish
- werkstellig Dutch, Flemish
- werktuig Dutch, Flemish
- werkverlet Dutch, Flemish
- werkverschaffing Dutch, Flemish
- werkwijze Dutch, Flemish
- werkzaam Dutch, Flemish
- zeeslag Dutch, Flemish
- zilverwerk Dutch, Flemish
- zweepslag Dutch, Flemish
- slach Middle Dutch
- werc Middle Dutch
- werk Afrikaans
- *werk Old Dutch
- slag
- werk
- inslag
- naslag
- omslag
- giswerk
- vakwerk
- uurwerk
- zeeslag
- bolwerk
- ontslag
- aanslag
- netwerk
- hekwerk
- toeslag
- slagbal
- slagroom
- reukwerk
- veldwerk
- stukwerk
- werklust
- muntslag
- kaakslag
- bontwerk
- vuurwerk
- werktuig
- veldslag
- polsslag
- touwwerk
- rookwerk
- werkdruk
- overwerk
- neerslag
- vaatwerk
- drukwerk
- bouwwerk
- werkzaam
- slagveld
- hartslag
- tankslag
- breiwerk
- slagboom
- huiswerk
- handwerk
- riemslag
- doorslag
- doodslag
- paalwerk
- snijwerk
- kaalslag
- golfslag
- stokslag
- aderslag
- raamwerk
- vloerwerk
- werkelijk
- koperwerk
- werkgever
- hagelslag
- aardewerk
- prutswerk
- thuiswerk
- werkeloos
- zweepslag
- grondslag
- strafwerk
- werkwijze
- tegenslag
- toverslag
- plaatwerk
- sloopwerk
- koetswerk
- steenslag
- slagwapen
- dichtwerk
- werknemer
- slagschip
- kwartslag
- kunstwerk
- mokerslag
- raderwerk
- werkgroep
- slagzwaard
- slagkracht
- zilverwerk
- buitenwerk
- naslagwerk
- werkeiland
- voetenwerk
- werkverlet
- papierwerk
- achterwerk
- schoolslag
- genadeslag
- vredeswerk
- werkstellig
- vestingwerk
- glottisslag
- slagschaduw
- broddelwerk
- slagvaardig
- leidingwerk
- meesterwerk
- schilderwerk
- pleisterwerk
- werkgeefster
- herculesslag
- werkneemster
- slopingswerk
- standaardwerk
- beeldhouwwerk
- ellebogenwerk
- slaginstrument
- uitputtingsslag
- drieslagstelsel
- werkgelegenheid
- omsingelingsslag
- werkverschaffing
- vrijwilligerswerk