buitendeur
Dutch (Brabantic)
/ˈbœy̯.tə(n)ˌdøːr/
noun
Definitions
- exterior door
Etymology
Compound from Dutch, Flemish buiten (outside, in the open, without, outside of, outer, out) + Dutch, Flemish deur (door).
Origin
Dutch (Brabantic)
deur
Gloss
door
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Classifier
Kanji
戸, 扉
Emoji
🚪
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achterdeur Dutch, Flemish
- balkondeur Dutch, Flemish
- binnenstebuiten Dutch, Flemish
- boerendeur Dutch, Flemish
- buiten Dutch, Flemish
- buitenaards Dutch, Flemish
- buitenband Dutch, Flemish
- buitenbeugel Dutch, Flemish
- buitengaats Dutch, Flemish
- buitengemeen Dutch, Flemish
- buitenhuis Dutch, Flemish
- buitenissig Dutch, Flemish
- buitenkans Dutch, Flemish
- buitenkant Dutch, Flemish
- buitenkern Dutch, Flemish
- buitenland Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- buitenlucht Dutch, Flemish
- buitenlui Dutch, Flemish
- buitenmaatschappelijk Dutch, Flemish
- buitenman Dutch, Flemish
- buitenmoeder Dutch, Flemish
- buitenmuur Dutch, Flemish
- buitenplaneet Dutch, Flemish
- buitenpolitiek Dutch, Flemish
- buitenshuis Dutch, Flemish
- buitensluiten Dutch, Flemish
- buitenspel Dutch, Flemish
- buitensporig Dutch, Flemish
- buitenst Dutch, Flemish
- buitenstaander Dutch, Flemish
- buitentijds Dutch, Flemish
- buitentrouw Dutch, Flemish
- buitenverblijf Dutch, Flemish
- buitenvrouw Dutch, Flemish
- buitenwaarts Dutch, Flemish
- buitenwacht Dutch, Flemish
- buitenwereld Dutch, Flemish
- buitenwerk Dutch, Flemish
- buitenwettelijk Dutch, Flemish
- buitenwijk Dutch, Flemish
- buitenwipper Dutch, Flemish
- cilinderdeur Dutch, Flemish
- deur Dutch, Flemish
- deurbel Dutch, Flemish
- deurduim Dutch, Flemish
- deurgreep Dutch, Flemish
- deurhamer Dutch, Flemish
- deurklink Dutch, Flemish
- deurklopper Dutch, Flemish
- deurknop Dutch, Flemish
- deurmat Dutch, Flemish
- deuropening Dutch, Flemish
- deurpost Dutch, Flemish
- deurraam Dutch, Flemish
- deurstijl Dutch, Flemish
- draaideur Dutch, Flemish
- huisdeur Dutch, Flemish
- kerkdeur Dutch, Flemish
- luchtdrukdeur Dutch, Flemish
- tussendeur Dutch, Flemish
- vleugeldeur Dutch, Flemish
- voordeur Dutch, Flemish
- buten Middle Dutch
- dōre Middle Dutch
- buite Afrikaans
- deur Afrikaans
- boiti Sranan Tongo
- deur
- buiten
- deurbel
- deurmat
- huisdeur
- deurraam
- deurduim
- buitenst
- voordeur
- deurknop
- kerkdeur
- deurpost
- deurstijl
- deurhamer
- buitenlui
- deurgreep
- deurklink
- draaideur
- buitenman
- tussendeur
- buitenwijk
- buitenkant
- buitenmuur
- buitenband
- buitenland
- buitenkern
- achterdeur
- buitenwerk
- boerendeur
- buitenspel
- buitenkans
- buitenhuis
- balkondeur
- buitengaats
- buitenshuis
- buitenleven
- vleugeldeur
- buitenvrouw
- buitenlucht
- deuropening
- buitenaards
- deurklopper
- buitentijds
- buitentrouw
- buitenwacht
- buitenissig
- buitenmoeder
- buitenwipper
- buitensporig
- buitenwereld
- buitenbeugel
- buitengemeen
- cilinderdeur
- buitenwaarts
- luchtdrukdeur
- buitenplaneet
- buitensluiten
- buitenstaander
- buitenverblijf
- buitenpolitiek
- buitenwettelijk
- binnenstebuiten
- buitenmaatschappelijk