tegenvallen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to be worse than expected, to disappoint
Etymology
Compound from Dutch, Flemish tegen (against, counter-, counter, opposite, contra-, anti) + Dutch, Flemish vallen (fall).
Origin
Dutch (Brabantic)
vallen
Gloss
fall
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🌠 🌧️ 🌨️ 🍁 🍂 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanvallen Dutch, Flemish
- afvallen Dutch, Flemish
- bevallen Dutch, Flemish
- bijvallen Dutch, Flemish
- binnenvallen Dutch, Flemish
- flauwvallen Dutch, Flemish
- gevallen Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- omhoogvallen Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- ontvallen Dutch, Flemish
- opvallen Dutch, Flemish
- overvallen Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- tegen Dutch, Flemish
- tegenaanval Dutch, Flemish
- tegenbegroting Dutch, Flemish
- tegenbericht Dutch, Flemish
- tegencoup Dutch, Flemish
- tegencultuur Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- tegendemonstrant Dutch, Flemish
- tegengaan Dutch, Flemish
- tegengif Dutch, Flemish
- tegengift Dutch, Flemish
- tegenhanger Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- tegenligger Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- tegenmijnen Dutch, Flemish
- tegenoffensief Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- tegenpaus Dutch, Flemish
- tegenploeg Dutch, Flemish
- tegenslag Dutch, Flemish
- tegenspartelen Dutch, Flemish
- tegenspeler Dutch, Flemish
- tegenspoed Dutch, Flemish
- tegenspraak Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- tegenstaan Dutch, Flemish
- tegenstaatsgreep Dutch, Flemish
- tegenstelling Dutch, Flemish
- tegenstreven Dutch, Flemish
- tegenvoeter Dutch, Flemish
- tegenvuur Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- tegenwerpen Dutch, Flemish
- tegenwicht Dutch, Flemish
- tegenwind Dutch, Flemish
- tegenwoordig Dutch, Flemish
- tegenzin Dutch, Flemish
- tegenzitten Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- uitvallen Dutch, Flemish
- valbijl Dutch, Flemish
- valhek Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- vallen Dutch, Flemish
- valling Dutch, Flemish
- valluik Dutch, Flemish
- valpoort Dutch, Flemish
- valreep Dutch, Flemish
- vervallen Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- tegen Middle Dutch
- vallen Middle Dutch
- teen Afrikaans
- val Afrikaans
- tegen
- vallen
- valhek
- valbijl
- valreep
- valluik
- valling
- valkuil
- afvallen
- tegenzin
- invallen
- gevallen
- omvallen
- bevallen
- opvallen
- tegengif
- valpoort
- tegencoup
- tegenmijn
- vervallen
- bijvallen
- wegvallen
- tegengaan
- tegenvuur
- aanvallen
- meevallen
- tegengift
- tegenwind
- tegendeel
- tegenpaus
- ontvallen
- uitvallen
- tegenslag
- tegenwicht
- tegenploeg
- tegenkomen
- overvallen
- tegenstaan
- tegenspoed
- tegenligger
- tegenaanval
- tegenpartij
- tegenzitten
- tegenvoeter
- tegenhanger
- tegenwerken
- tegenhouden
- tegenspeler
- terugvallen
- tegenwerpen
- tegenmijnen
- tegenspraak
- samenvallen
- flauwvallen
- binnenvallen
- tegenspreken
- tegenwoordig
- wisselvallig
- tegenstreven
- tegencultuur
- tegenbericht
- omhoogvallen
- schroomvallig
- tegenstelling
- tegenbegroting
- tegenspartelen
- tegenoffensief
- tegendemonstrant
- tegenstaatsgreep