tegenspoed
Dutch (Brabantic)
/ˈteː.ɣə(n)ˌsput/
noun
Definitions
- adversity (state)
Etymology
Inherited from Middle Dutch tegenspoet compound from Dutch, Flemish tegen (against, counter-, counter, opposite, contra-, anti) + Dutch, Flemish spoed (haste, speed).
Origin
Dutch (Brabantic)
spoed
Gloss
haste, speed
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- rampspoed Dutch, Flemish
- spoed Dutch, Flemish
- spoedeisend Dutch, Flemish
- spoedgeval Dutch, Flemish
- spoedig Dutch, Flemish
- tegen Dutch, Flemish
- tegenaanval Dutch, Flemish
- tegenbegroting Dutch, Flemish
- tegenbericht Dutch, Flemish
- tegencoup Dutch, Flemish
- tegencultuur Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- tegendemonstrant Dutch, Flemish
- tegengaan Dutch, Flemish
- tegengif Dutch, Flemish
- tegengift Dutch, Flemish
- tegenhanger Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- tegenligger Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- tegenmijnen Dutch, Flemish
- tegenoffensief Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- tegenpaus Dutch, Flemish
- tegenploeg Dutch, Flemish
- tegenslag Dutch, Flemish
- tegenspartelen Dutch, Flemish
- tegenspeler Dutch, Flemish
- tegenspoedig Dutch, Flemish
- tegenspraak Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- tegenstaan Dutch, Flemish
- tegenstaatsgreep Dutch, Flemish
- tegenstelling Dutch, Flemish
- tegenstreven Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- tegenvoeter Dutch, Flemish
- tegenvuur Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- tegenwerpen Dutch, Flemish
- tegenwicht Dutch, Flemish
- tegenwind Dutch, Flemish
- tegenwoordig Dutch, Flemish
- tegenzin Dutch, Flemish
- tegenzitten Dutch, Flemish
- voorspoed Dutch, Flemish
- wederspoed Dutch, Flemish
- seput Indonesian
- spoed Indonesian
- spoet Middle Dutch
- tegen Middle Dutch
- tegenspoedich Middle Dutch
- tegenspoet Middle Dutch
- teen Afrikaans
- spoed
- tegen
- spoedig
- tegenzin
- tegengif
- tegencoup
- tegenvuur
- tegengift
- rampspoed
- tegendeel
- tegenpaus
- tegenslag
- tegenmijn
- tegengaan
- voorspoed
- tegenwind
- tegenstaan
- wederspoed
- spoedgeval
- tegenwicht
- tegenploeg
- tegenkomen
- tegenpartij
- tegenzitten
- spoedeisend
- tegenwerken
- tegenhouden
- tegenspeler
- tegenwerpen
- tegenligger
- tegenaanval
- tegenvoeter
- tegenhanger
- tegenvallen
- tegenmijnen
- tegenspraak
- tegenspreken
- tegenwoordig
- tegenspoedig
- tegenstreven
- tegencultuur
- tegenbericht
- tegenstelling
- tegenbegroting
- tegenoffensief
- tegenspartelen
- tegendemonstrant
- tegenstaatsgreep