tegenspraak
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- backtalk
- contradiction
Etymology
Compound from Dutch, Flemish tegen (against, counter-, counter, opposite, contra-, anti) + Dutch, Flemish spraak (speech, language).
Origin
Dutch (Brabantic)
spraak
Gloss
speech, language
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
語
Emoji
🎤 💬 🗨️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanspraak Dutch, Flemish
- beeldspraak Dutch, Flemish
- breedspraak Dutch, Flemish
- buikspraak Dutch, Flemish
- rechtspraak Dutch, Flemish
- ruggespraak Dutch, Flemish
- samenspraak Dutch, Flemish
- spraak Dutch, Flemish
- spraakkunst Dutch, Flemish
- spraakleer Dutch, Flemish
- spraakverwarring Dutch, Flemish
- spraakwaterval Dutch, Flemish
- spraakzaam Dutch, Flemish
- sprakeloos Dutch, Flemish
- tegen Dutch, Flemish
- tegenaanval Dutch, Flemish
- tegenbegroting Dutch, Flemish
- tegenbericht Dutch, Flemish
- tegencoup Dutch, Flemish
- tegencultuur Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- tegendemonstrant Dutch, Flemish
- tegengaan Dutch, Flemish
- tegengif Dutch, Flemish
- tegengift Dutch, Flemish
- tegenhanger Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- tegenligger Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- tegenmijnen Dutch, Flemish
- tegenoffensief Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- tegenpaus Dutch, Flemish
- tegenploeg Dutch, Flemish
- tegenslag Dutch, Flemish
- tegenspartelen Dutch, Flemish
- tegenspeler Dutch, Flemish
- tegenspoed Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- tegenstaan Dutch, Flemish
- tegenstaatsgreep Dutch, Flemish
- tegenstelling Dutch, Flemish
- tegenstreven Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- tegenvoeter Dutch, Flemish
- tegenvuur Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- tegenwerpen Dutch, Flemish
- tegenwicht Dutch, Flemish
- tegenwind Dutch, Flemish
- tegenwoordig Dutch, Flemish
- tegenzin Dutch, Flemish
- tegenzitten Dutch, Flemish
- uitspraak Dutch, Flemish
- vrijspraak Dutch, Flemish
- sprâke Middle Dutch
- tegen Middle Dutch
- teen Afrikaans
- tegen
- spraak
- tegenzin
- tegengif
- tegencoup
- tegenmijn
- aanspraak
- tegengaan
- tegenvuur
- tegengift
- tegenwind
- uitspraak
- tegendeel
- tegenpaus
- tegenslag
- tegenwicht
- buikspraak
- tegenploeg
- sprakeloos
- vrijspraak
- spraakzaam
- tegenkomen
- tegenstaan
- tegenspoed
- spraakleer
- tegenligger
- tegenaanval
- tegenpartij
- samenspraak
- spraakkunst
- tegenzitten
- ruggespraak
- tegenvoeter
- tegenhanger
- breedspraak
- tegenvallen
- tegenwerken
- tegenhouden
- tegenspeler
- tegenwerpen
- tegenmijnen
- beeldspraak
- rechtspraak
- tegenspreken
- tegenwoordig
- tegenstreven
- tegencultuur
- tegenbericht
- tegenstelling
- spraakwaterval
- tegenbegroting
- tegenspartelen
- tegenoffensief
- spraakverwarring
- tegendemonstrant
- tegenstaatsgreep