terugvallen
Dutch (Brabantic)
noun plural form
Etymology
Compound from Dutch, Flemish terug (back, again) + Dutch, Flemish vallen (fall).
Origin
Dutch (Brabantic)
vallen
Gloss
fall
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🌠 🌧️ 🌨️ 🍁 🍂 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanvallen Dutch, Flemish
- afvallen Dutch, Flemish
- bevallen Dutch, Flemish
- bijvallen Dutch, Flemish
- binnenvallen Dutch, Flemish
- flauwvallen Dutch, Flemish
- gevallen Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- omhoogvallen Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- ontvallen Dutch, Flemish
- opvallen Dutch, Flemish
- overvallen Dutch, Flemish
- rug Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- terug Dutch, Flemish
- terugbellen Dutch, Flemish
- terugblik Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- terugdringen Dutch, Flemish
- terugfluiten Dutch, Flemish
- teruggaan Dutch, Flemish
- teruggave Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- teruggrijpen Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- terugkaatsen Dutch, Flemish
- terugkeren Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- teruglopen Dutch, Flemish
- terugnemen Dutch, Flemish
- terugplooien Dutch, Flemish
- terugreis Dutch, Flemish
- terugschrikken Dutch, Flemish
- terugspoelen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- terugsturen Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- terugtreden Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- teruguit Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- terugvinden Dutch, Flemish
- terugwaarts Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- terugzien Dutch, Flemish
- uitvallen Dutch, Flemish
- valbijl Dutch, Flemish
- valhek Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- vallen Dutch, Flemish
- valling Dutch, Flemish
- valluik Dutch, Flemish
- valpoort Dutch, Flemish
- valreep Dutch, Flemish
- vervallen Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- vallen Middle Dutch
- val Afrikaans
- te
- rug
- terug
- vallen
- valhek
- valkuil
- valbijl
- valreep
- valluik
- valling
- afvallen
- invallen
- gevallen
- omvallen
- bevallen
- opvallen
- terugval
- teruguit
- valpoort
- vervallen
- terugreis
- terugblik
- terugzien
- bijvallen
- wegvallen
- teruggaan
- teruggave
- aanvallen
- meevallen
- ontvallen
- uitvallen
- terughalen
- teruggeven
- terugkeren
- terugnemen
- overvallen
- teruglopen
- terugkomen
- terugtocht
- terugsturen
- terugwaarts
- terugbellen
- terugzetten
- samenvallen
- terugkijken
- tegenvallen
- terugtreden
- flauwvallen
- terugvinden
- binnenvallen
- terugtrekken
- terugdringen
- terugfluiten
- teruggrijpen
- terugbrengen
- terugspoelen
- omhoogvallen
- wisselvallig
- terugstellen
- terugplooien
- terugkaatsen
- schroomvallig
- terugschrikken