tegenploeg
Dutch (Brabantic)
/ˈteː.ɣə(n)ˌplux/
noun
Definitions
- (sports) An adversary, an opposing team; the opposite side in a team competition.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish tegen (against, counter-, counter, opposite, contra-, anti) + Dutch, Flemish ploeg (team, crew, plow, plough, a team, squad).
Origin
Dutch (Brabantic)
ploeg
Gloss
team, crew, plow, plough, a team, squad
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanaardploeg Dutch, Flemish
- beloftenploeg Dutch, Flemish
- belofteploeg Dutch, Flemish
- cameraploeg Dutch, Flemish
- filmploeg Dutch, Flemish
- knokploeg Dutch, Flemish
- kuisploeg Dutch, Flemish
- ministersploeg Dutch, Flemish
- ploeg Dutch, Flemish
- ploegbaas Dutch, Flemish
- ploegen Dutch, Flemish
- ploeggeest Dutch, Flemish
- ploeggenoot Dutch, Flemish
- ploegijzer Dutch, Flemish
- ploegjongen Dutch, Flemish
- ploegman Dutch, Flemish
- ploegos Dutch, Flemish
- ploegschaar Dutch, Flemish
- sneeuwploeg Dutch, Flemish
- staartploeg Dutch, Flemish
- tegen Dutch, Flemish
- tegenaanval Dutch, Flemish
- tegenbegroting Dutch, Flemish
- tegenbericht Dutch, Flemish
- tegencoup Dutch, Flemish
- tegencultuur Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- tegendemonstrant Dutch, Flemish
- tegengaan Dutch, Flemish
- tegengif Dutch, Flemish
- tegengift Dutch, Flemish
- tegenhanger Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- tegenligger Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- tegenmijnen Dutch, Flemish
- tegenoffensief Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- tegenpaus Dutch, Flemish
- tegenslag Dutch, Flemish
- tegenspartelen Dutch, Flemish
- tegenspeler Dutch, Flemish
- tegenspoed Dutch, Flemish
- tegenspraak Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- tegenstaan Dutch, Flemish
- tegenstaatsgreep Dutch, Flemish
- tegenstelling Dutch, Flemish
- tegenstreven Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- tegenvoeter Dutch, Flemish
- tegenvuur Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- tegenwerpen Dutch, Flemish
- tegenwicht Dutch, Flemish
- tegenwind Dutch, Flemish
- tegenwoordig Dutch, Flemish
- tegenzin Dutch, Flemish
- tegenzitten Dutch, Flemish
- ploech Middle Dutch
- tegen Middle Dutch
- teen Afrikaans
- ploeg
- tegen
- ploegos
- ploegen
- tegenzin
- ploegman
- tegengif
- tegencoup
- knokploeg
- tegenmijn
- kuisploeg
- tegengaan
- filmploeg
- tegenvuur
- tegengift
- tegenwind
- tegendeel
- tegenpaus
- ploegbaas
- tegenslag
- tegenwicht
- tegenkomen
- ploeggeest
- ploegijzer
- tegenstaan
- tegenspoed
- tegenligger
- tegenaanval
- tegenpartij
- cameraploeg
- staartploeg
- tegenzitten
- ploeggenoot
- sneeuwploeg
- tegenvoeter
- tegenhanger
- tegenvallen
- ploegjongen
- tegenwerken
- tegenhouden
- tegenspeler
- tegenwerpen
- tegenmijnen
- ploegschaar
- tegenspraak
- tegenspreken
- tegenwoordig
- tegenstreven
- tegencultuur
- tegenbericht
- aanaardploeg
- belofteploeg
- beloftenploeg
- tegenstelling
- ministersploeg
- tegenbegroting
- tegenspartelen
- tegenoffensief
- tegendemonstrant
- tegenstaatsgreep