wegvallen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to become absent, disappear
- to be leave left out, be omitted
Etymology
Compound from Dutch, Flemish weg (road, way, away, path) + Dutch, Flemish vallen (fall).
Origin
Dutch (Brabantic)
vallen
Gloss
fall
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🌠 🌧️ 🌨️ 🍁 🍂 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- E-weg Dutch, Flemish
- Melkweg Dutch, Flemish
- aanvallen Dutch, Flemish
- afvallen Dutch, Flemish
- asfaltweg Dutch, Flemish
- autoweg Dutch, Flemish
- bevallen Dutch, Flemish
- bijvallen Dutch, Flemish
- binnenvallen Dutch, Flemish
- binnenweg Dutch, Flemish
- botweg Dutch, Flemish
- diedenweg Dutch, Flemish
- domweg Dutch, Flemish
- doolweg Dutch, Flemish
- doorweg Dutch, Flemish
- flauwvallen Dutch, Flemish
- gevallen Dutch, Flemish
- hoofdweg Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- lijdensweg Dutch, Flemish
- luchtweg Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- middenweg Dutch, Flemish
- omhoogvallen Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- ontvallen Dutch, Flemish
- opvallen Dutch, Flemish
- overvallen Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- parallelweg Dutch, Flemish
- remweg Dutch, Flemish
- rijksweg Dutch, Flemish
- rijweg Dutch, Flemish
- ringweg Dutch, Flemish
- rondweg Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- sluipweg Dutch, Flemish
- snelweg Dutch, Flemish
- spoorweg Dutch, Flemish
- straatweg Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- teweegbrengen Dutch, Flemish
- tolweg Dutch, Flemish
- tramweg Dutch, Flemish
- uitvallen Dutch, Flemish
- uitweg Dutch, Flemish
- vaarweg Dutch, Flemish
- valbijl Dutch, Flemish
- valhek Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- vallen Dutch, Flemish
- valling Dutch, Flemish
- valluik Dutch, Flemish
- valpoort Dutch, Flemish
- valreep Dutch, Flemish
- ventweg Dutch, Flemish
- vervallen Dutch, Flemish
- vluchtweg Dutch, Flemish
- waterweg Dutch, Flemish
- weegbree Dutch, Flemish
- weg Dutch, Flemish
- wegaanduiding Dutch, Flemish
- wegconcurreren Dutch, Flemish
- wegdek Dutch, Flemish
- wegdoen Dutch, Flemish
- wegebben Dutch, Flemish
- wegenaanleg Dutch, Flemish
- wegenbelasting Dutch, Flemish
- wegenbouw Dutch, Flemish
- wegennet Dutch, Flemish
- wegens Dutch, Flemish
- weggaan Dutch, Flemish
- weggebruiker Dutch, Flemish
- weggeven Dutch, Flemish
- weggooien Dutch, Flemish
- weghelpen Dutch, Flemish
- wegkijken Dutch, Flemish
- wegkwijnen Dutch, Flemish
- weglaten Dutch, Flemish
- wegleggen Dutch, Flemish
- weglopen Dutch, Flemish
- wegmisbruiker Dutch, Flemish
- wegnemen Dutch, Flemish
- wegpiraat Dutch, Flemish
- wegpunt Dutch, Flemish
- wegrestaurant Dutch, Flemish
- wegrit Dutch, Flemish
- wegslepen Dutch, Flemish
- wegsluipen Dutch, Flemish
- wegstemmen Dutch, Flemish
- wegsterven Dutch, Flemish
- wegsturen Dutch, Flemish
- wegvagen Dutch, Flemish
- wegverkeer Dutch, Flemish
- wegversperring Dutch, Flemish
- wegvervoer Dutch, Flemish
- wegvliegen Dutch, Flemish
- wegvoeren Dutch, Flemish
- wegwaaien Dutch, Flemish
- wegwaarts Dutch, Flemish
- wegwerken Dutch, Flemish
- wegwerkzaamheid Dutch, Flemish
- wegwerpen Dutch, Flemish
- wegwezen Dutch, Flemish
- wegzetten Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- zandweg Dutch, Flemish
- vallen Middle Dutch
- wech Middle Dutch
- val Afrikaans
- weg Afrikaans
- weg
- omweg
- E-weg
- wegens
- uitweg
- wegrit
- botweg
- rijweg
- domweg
- remweg
- tolweg
- vallen
- valhek
- wegdek
- vaarweg
- doorweg
- valkuil
- valbijl
- zandweg
- autoweg
- valreep
- weggaan
- valluik
- doolweg
- ringweg
- wegpunt
- ventweg
- snelweg
- tramweg
- valling
- Melkweg
- wegdoen
- rondweg
- overweg
- invallen
- gevallen
- wegwezen
- wegebben
- opvallen
- spoorweg
- waterweg
- weglopen
- wegvagen
- rijksweg
- sluipweg
- wegnemen
- valpoort
- luchtweg
- afvallen
- weggeven
- weegbree
- hoofdweg
- omvallen
- bevallen
- weglaten
- wegennet
- wegkijken
- middenweg
- wegsturen
- wegenbouw
- weghelpen
- binnenweg
- wegwerpen
- vluchtweg
- aanvallen
- meevallen
- asfaltweg
- wegwaaien
- wegslepen
- vervallen
- wegwaarts
- wegleggen
- diedenweg
- straatweg
- wegpiraat
- wegvoeren
- weggooien
- bijvallen
- wegzetten
- wegwerken
- ontvallen
- uitvallen
- wegverkeer
- lijdensweg
- wegvliegen
- wegsluipen
- wegsterven
- wegkwijnen
- overvallen
- wegvervoer
- wegstemmen
- tegenvallen
- flauwvallen
- wegenaanleg
- parallelweg
- samenvallen
- terugvallen
- binnenvallen
- wisselvallig
- weggebruiker
- omhoogvallen
- wegmisbruiker
- teweegbrengen
- schroomvallig
- wegaanduiding
- wegrestaurant
- wegversperring
- wegconcurreren
- wegenbelasting
- wegwerkzaamheid