valkuil
Dutch (Brabantic)
/ˈvɑlˌkœy̯l/, /ˈvɑlkˌœy̯l/
noun
Definitions
- pitfall type of trap
- pitfall hazard in general
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vallen (fall) + Dutch, Flemish kuil (pit, hole), val (fall, trap, drop, catfish, case) + Dutch, Flemish kuil (pit, hole).
Origin
Dutch (Brabantic)
kuil
Gloss
pit, hole
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanval Dutch, Flemish
- aanvallen Dutch, Flemish
- afval Dutch, Flemish
- afvallen Dutch, Flemish
- avondval Dutch, Flemish
- bevallen Dutch, Flemish
- bijvallen Dutch, Flemish
- binnenvallen Dutch, Flemish
- bouwval Dutch, Flemish
- buitenspelval Dutch, Flemish
- cameraval Dutch, Flemish
- flauwvallen Dutch, Flemish
- gevallen Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- kuil Dutch, Flemish
- liquiditeitsval Dutch, Flemish
- meerval Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- moordkuil Dutch, Flemish
- muizenval Dutch, Flemish
- muizeval Dutch, Flemish
- naamval Dutch, Flemish
- nachtval Dutch, Flemish
- omhoogvallen Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- ontvallen Dutch, Flemish
- opvallen Dutch, Flemish
- overval Dutch, Flemish
- overvallen Dutch, Flemish
- regenval Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- slangenkuil Dutch, Flemish
- sneeuwval Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- toeristenval Dutch, Flemish
- toeval Dutch, Flemish
- tongval Dutch, Flemish
- uitval Dutch, Flemish
- uitvallen Dutch, Flemish
- val Dutch, Flemish
- valavond Dutch, Flemish
- valbijl Dutch, Flemish
- valhek Dutch, Flemish
- vallen Dutch, Flemish
- valling Dutch, Flemish
- valluik Dutch, Flemish
- valpoort Dutch, Flemish
- valreep Dutch, Flemish
- valscherm Dutch, Flemish
- valstrik Dutch, Flemish
- valuur Dutch, Flemish
- vervallen Dutch, Flemish
- voorval Dutch, Flemish
- waterval Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- werkloosheidsval Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- cule Middle Dutch
- vallen Middle Dutch
- val Afrikaans
- waterval Afrikaans
- val
- kuil
- afval
- vallen
- toeval
- aanval
- valhek
- valuur
- uitval
- bouwval
- meerval
- voorval
- tongval
- valbijl
- valreep
- valluik
- valling
- overval
- naamval
- afvallen
- invallen
- gevallen
- waterval
- omvallen
- bevallen
- opvallen
- muizeval
- valstrik
- terugval
- regenval
- avondval
- nachtval
- valavond
- valpoort
- vervallen
- muizenval
- valscherm
- moordkuil
- bijvallen
- wegvallen
- aanvallen
- meevallen
- cameraval
- sneeuwval
- ontvallen
- uitvallen
- overvallen
- flauwvallen
- slangenkuil
- samenvallen
- tegenvallen
- terugvallen
- binnenvallen
- toeristenval
- omhoogvallen
- wisselvallig
- schroomvallig
- buitenspelval
- liquiditeitsval
- werkloosheidsval