tegenzin
Dutch (Brabantic)
/ˈteːɣə(n)ˌzɪn/
noun
Definitions
- A reluctance, an unwillingness to do or accept something
Etymology
Compound from Dutch, Flemish tegen (against, counter-, counter, opposite, contra-, anti) + Dutch, Flemish zin (sense, desire, meaning, sentence, willingness, appetite, intention, eagerness, clause, desires).
Origin
Dutch (Brabantic)
zin
Gloss
sense, desire, meaning, sentence, willingness, appetite, intention, eagerness, clause, desires
Concept
Semantic Field
Sense perception
Ontological Category
Action/Process
Kanji
欲
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afzinnig Dutch, Flemish
- alleszins Dutch, Flemish
- anderszins Dutch, Flemish
- bijzin Dutch, Flemish
- burgerzin Dutch, Flemish
- dubbelzinnig Dutch, Flemish
- enigszins Dutch, Flemish
- geenszins Dutch, Flemish
- gemeenschapszin Dutch, Flemish
- hoofdzin Dutch, Flemish
- meerzinnig Dutch, Flemish
- omstandigheidszin Dutch, Flemish
- onzin Dutch, Flemish
- reukzin Dutch, Flemish
- smaakzin Dutch, Flemish
- tegen Dutch, Flemish
- tegenaanval Dutch, Flemish
- tegenbegroting Dutch, Flemish
- tegenbericht Dutch, Flemish
- tegencoup Dutch, Flemish
- tegencultuur Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- tegendemonstrant Dutch, Flemish
- tegengaan Dutch, Flemish
- tegengif Dutch, Flemish
- tegengift Dutch, Flemish
- tegenhanger Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- tegenligger Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- tegenmijnen Dutch, Flemish
- tegenoffensief Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- tegenpaus Dutch, Flemish
- tegenploeg Dutch, Flemish
- tegenslag Dutch, Flemish
- tegenspartelen Dutch, Flemish
- tegenspeler Dutch, Flemish
- tegenspoed Dutch, Flemish
- tegenspraak Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- tegenstaan Dutch, Flemish
- tegenstaatsgreep Dutch, Flemish
- tegenstelling Dutch, Flemish
- tegenstreven Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- tegenvoeter Dutch, Flemish
- tegenvuur Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- tegenwerpen Dutch, Flemish
- tegenwicht Dutch, Flemish
- tegenwind Dutch, Flemish
- tegenwoordig Dutch, Flemish
- tegenzitten Dutch, Flemish
- volzin Dutch, Flemish
- voorbeeldzin Dutch, Flemish
- waanzin Dutch, Flemish
- weerzin Dutch, Flemish
- werkelijkheidszin Dutch, Flemish
- zin Dutch, Flemish
- zingeving Dutch, Flemish
- zinloos Dutch, Flemish
- zinnebeeld Dutch, Flemish
- zinnelijk Dutch, Flemish
- zinneloos Dutch, Flemish
- zinnenprikkelend Dutch, Flemish
- zinnespel Dutch, Flemish
- zinnig Dutch, Flemish
- zinsbegoocheling Dutch, Flemish
- zinsbouw Dutch, Flemish
- zinsdeel Dutch, Flemish
- zinsleer Dutch, Flemish
- zinspreuk Dutch, Flemish
- zinsverbijstering Dutch, Flemish
- zintuig Dutch, Flemish
- zinvol Dutch, Flemish
- sin Middle Dutch
- tegen Middle Dutch
- sin Afrikaans
- teen Afrikaans
- zin
- onzin
- tegen
- zinvol
- bijzin
- volzin
- zinnig
- weerzin
- waanzin
- reukzin
- zinloos
- zintuig
- zinsleer
- afzinnig
- zinsdeel
- hoofdzin
- zinsbouw
- smaakzin
- tegengif
- tegencoup
- zingeving
- zinnespel
- tegenpaus
- tegenslag
- tegenmijn
- tegengaan
- tegenwind
- zinnelijk
- enigszins
- geenszins
- tegenvuur
- zinneloos
- tegengift
- tegendeel
- burgerzin
- zinspreuk
- alleszins
- tegenstaan
- tegenwicht
- tegenploeg
- zinnebeeld
- anderszins
- tegenspoed
- tegenkomen
- meerzinnig
- tegenzitten
- tegenhouden
- tegenwerpen
- tegenligger
- tegenaanval
- tegenvallen
- tegenmijnen
- tegenpartij
- tegenwerken
- tegenspeler
- tegenvoeter
- tegenhanger
- tegenspraak
- tegenspreken
- dubbelzinnig
- tegenstreven
- tegencultuur
- tegenbericht
- tegenwoordig
- voorbeeldzin
- tegenstelling
- tegenbegroting
- tegenoffensief
- tegenspartelen
- gemeenschapszin
- zinsbegoocheling
- tegendemonstrant
- zinnenprikkelend
- tegenstaatsgreep
- omstandigheidszin
- werkelijkheidszin
- zinsverbijstering