bijvallen
Dutch (Brabantic)
/ˈbɛi̯vɑlə(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to fall in addition
- (transitive) to second, take side
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bij (bee, by, additional, side, next to, near, with, nearby, at) + Dutch, Flemish vallen (fall).
Origin
Dutch (Brabantic)
vallen
Gloss
fall
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🌠 🌧️ 🌨️ 🍁 🍂 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanvallen Dutch, Flemish
- afvallen Dutch, Flemish
- bevallen Dutch, Flemish
- bij Dutch, Flemish
- bijbaan Dutch, Flemish
- bijbedoeling Dutch, Flemish
- bijbehorend Dutch, Flemish
- bijbrengen Dutch, Flemish
- bijdehand Dutch, Flemish
- bijdragen Dutch, Flemish
- bijdrukken Dutch, Flemish
- bijeen Dutch, Flemish
- bijenarend Dutch, Flemish
- bijendrom Dutch, Flemish
- bijeneter Dutch, Flemish
- bijenhoning Dutch, Flemish
- bijenhouder Dutch, Flemish
- bijenhuif Dutch, Flemish
- bijenkast Dutch, Flemish
- bijenkolonie Dutch, Flemish
- bijenkorf Dutch, Flemish
- bijenmelk Dutch, Flemish
- bijennest Dutch, Flemish
- bijensterfte Dutch, Flemish
- bijenvolk Dutch, Flemish
- bijenwas Dutch, Flemish
- bijenzwerm Dutch, Flemish
- bijfiguur Dutch, Flemish
- bijgebouw Dutch, Flemish
- bijgeloof Dutch, Flemish
- bijgenaamd Dutch, Flemish
- bijgerecht Dutch, Flemish
- bijgoochem Dutch, Flemish
- bijhelpen Dutch, Flemish
- bijhouden Dutch, Flemish
- bijkeuken Dutch, Flemish
- bijklank Dutch, Flemish
- bijklussen Dutch, Flemish
- bijknippen Dutch, Flemish
- bijkomen Dutch, Flemish
- bijkomend Dutch, Flemish
- bijland Dutch, Flemish
- bijleren Dutch, Flemish
- bijnaam Dutch, Flemish
- bijnier Dutch, Flemish
- bijproduct Dutch, Flemish
- bijrol Dutch, Flemish
- bijschaduw Dutch, Flemish
- bijschieten Dutch, Flemish
- bijschrift Dutch, Flemish
- bijspijkeren Dutch, Flemish
- bijstaan Dutch, Flemish
- bijstand Dutch, Flemish
- bijstellen Dutch, Flemish
- bijtanken Dutch, Flemish
- bijtellen Dutch, Flemish
- bijtijds Dutch, Flemish
- bijvak Dutch, Flemish
- bijverdienste Dutch, Flemish
- bijverschijnsel Dutch, Flemish
- bijvoegen Dutch, Flemish
- bijvrouw Dutch, Flemish
- bijwerken Dutch, Flemish
- bijwerking Dutch, Flemish
- bijwijf Dutch, Flemish
- bijwonen Dutch, Flemish
- bijwoord Dutch, Flemish
- bijzaak Dutch, Flemish
- bijzetten Dutch, Flemish
- bijzin Dutch, Flemish
- bijzitten Dutch, Flemish
- bijzon Dutch, Flemish
- bijzonder Dutch, Flemish
- binnenvallen Dutch, Flemish
- dichtbij Dutch, Flemish
- flauwvallen Dutch, Flemish
- gevallen Dutch, Flemish
- hommelbij Dutch, Flemish
- honingbij Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- kortbij Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- omhoogvallen Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- ontvallen Dutch, Flemish
- opvallen Dutch, Flemish
- overvallen Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- slobkousbij Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- uitvallen Dutch, Flemish
- valbijl Dutch, Flemish
- valhek Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- vallen Dutch, Flemish
- valling Dutch, Flemish
- valluik Dutch, Flemish
- valpoort Dutch, Flemish
- valreep Dutch, Flemish
- vervallen Dutch, Flemish
- vlakbij Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- zandbij Dutch, Flemish
- bi Middle Dutch
- vallen Middle Dutch
- by Afrikaans
- val Afrikaans
- bij
- bijeen
- bijzin
- bijvak
- vallen
- bijrol
- valhek
- bijzon
- bijnier
- valkuil
- valbijl
- vlakbij
- valreep
- valluik
- bijbaan
- bijwijf
- bijnaam
- zandbij
- bijland
- valling
- kortbij
- bijzaak
- invallen
- gevallen
- opvallen
- bijstaan
- bijtijds
- bijenwas
- bijstand
- bijleren
- bijwonen
- valpoort
- bijkomen
- afvallen
- omvallen
- bevallen
- bijvrouw
- bijwoord
- bijklank
- dichtbij
- bijenvolk
- hommelbij
- bijfiguur
- bijhouden
- bijeneter
- bijvoegen
- bijwerken
- bijdehand
- bijkomend
- aanvallen
- meevallen
- bijenkast
- bijendrom
- bijzitten
- honingbij
- vervallen
- bijhelpen
- bijgebouw
- bijtellen
- bijtanken
- bijzonder
- bijgeloof
- bijdragen
- wegvallen
- bijenkorf
- bijenhuif
- bijennest
- bijkeuken
- bijzetten
- ontvallen
- uitvallen
- bijenmelk
- bijknippen
- bijenzwerm
- bijdrukken
- bijproduct
- bijstellen
- bijschrift
- bijbrengen
- bijenarend
- bijgoochem
- bijklussen
- bijgenaamd
- overvallen
- bijgerecht
- bijschaduw
- bijwerking
- bijbehorend
- slobkousbij
- bijenhoning
- tegenvallen
- bijschieten
- flauwvallen
- samenvallen
- bijenhouder
- terugvallen
- binnenvallen
- bijspijkeren
- wisselvallig
- bijenkolonie
- bijensterfte
- omhoogvallen
- bijbedoeling
- schroomvallig
- bijverdienste
- bijverschijnsel