tegenspartelen
Dutch (Brabantic)
/ˈteː.ɣə(n)ˌspɑr.tə.lə(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to resist by struggling, to flounder in resistance
Etymology
Compound from Dutch, Flemish tegen (against, counter-, counter, opposite, contra-, anti) + Dutch, Flemish spartelen (splash, struggle).
Origin
Dutch (Brabantic)
spartelen
Gloss
splash, struggle
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
💦
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- spartelen Dutch, Flemish
- tegen Dutch, Flemish
- tegenaanval Dutch, Flemish
- tegenbegroting Dutch, Flemish
- tegenbericht Dutch, Flemish
- tegencoup Dutch, Flemish
- tegencultuur Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- tegendemonstrant Dutch, Flemish
- tegengaan Dutch, Flemish
- tegengif Dutch, Flemish
- tegengift Dutch, Flemish
- tegenhanger Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- tegenligger Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- tegenmijnen Dutch, Flemish
- tegenoffensief Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- tegenpaus Dutch, Flemish
- tegenploeg Dutch, Flemish
- tegenslag Dutch, Flemish
- tegenspeler Dutch, Flemish
- tegenspoed Dutch, Flemish
- tegenspraak Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- tegenstaan Dutch, Flemish
- tegenstaatsgreep Dutch, Flemish
- tegenstelling Dutch, Flemish
- tegenstreven Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- tegenvoeter Dutch, Flemish
- tegenvuur Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- tegenwerpen Dutch, Flemish
- tegenwicht Dutch, Flemish
- tegenwind Dutch, Flemish
- tegenwoordig Dutch, Flemish
- tegenzin Dutch, Flemish
- tegenzitten Dutch, Flemish
- tegen Middle Dutch
- teen Afrikaans
- tegen
- tegenzin
- tegengif
- tegencoup
- tegenmijn
- tegengaan
- tegenvuur
- tegengift
- tegenwind
- tegendeel
- tegenpaus
- spartelen
- tegenslag
- tegenwicht
- tegenploeg
- tegenkomen
- tegenstaan
- tegenspoed
- tegenligger
- tegenaanval
- tegenpartij
- tegenzitten
- tegenvoeter
- tegenhanger
- tegenvallen
- tegenwerken
- tegenhouden
- tegenspeler
- tegenwerpen
- tegenmijnen
- tegenspraak
- tegenspreken
- tegenwoordig
- tegenstreven
- tegencultuur
- tegenbericht
- tegenstelling
- tegenbegroting
- tegenoffensief
- tegendemonstrant
- tegenstaatsgreep