tegenhouden
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to stop, to inhibit
- to hold back, to keep at bay
- to arrest
Etymology
Compound from Dutch, Flemish tegen (against, counter-, counter, opposite, contra-, anti) + Dutch, Flemish houden (hold, keep, retain).
Origin
Dutch (Brabantic)
houden
Gloss
hold, keep, retain
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
👫 🧑🤝🧑
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanhouden Dutch, Flemish
- afhouden Dutch, Flemish
- behouden Dutch, Flemish
- bezighouden Dutch, Flemish
- bijeenhouden Dutch, Flemish
- bijenhouder Dutch, Flemish
- bijhouden Dutch, Flemish
- houdbaar Dutch, Flemish
- houden Dutch, Flemish
- houder Dutch, Flemish
- houdgreep Dutch, Flemish
- houdster Dutch, Flemish
- houwtouw Dutch, Flemish
- huishouden Dutch, Flemish
- inhouden Dutch, Flemish
- mishouden Dutch, Flemish
- nahouden Dutch, Flemish
- onderhouden Dutch, Flemish
- onthouden Dutch, Flemish
- ophouden Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- schildhouder Dutch, Flemish
- tegen Dutch, Flemish
- tegenaanval Dutch, Flemish
- tegenbegroting Dutch, Flemish
- tegenbericht Dutch, Flemish
- tegencoup Dutch, Flemish
- tegencultuur Dutch, Flemish
- tegendeel Dutch, Flemish
- tegendemonstrant Dutch, Flemish
- tegengaan Dutch, Flemish
- tegengif Dutch, Flemish
- tegengift Dutch, Flemish
- tegenhanger Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- tegenligger Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- tegenmijnen Dutch, Flemish
- tegenoffensief Dutch, Flemish
- tegenpartij Dutch, Flemish
- tegenpaus Dutch, Flemish
- tegenploeg Dutch, Flemish
- tegenslag Dutch, Flemish
- tegenspartelen Dutch, Flemish
- tegenspeler Dutch, Flemish
- tegenspoed Dutch, Flemish
- tegenspraak Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- tegenstaan Dutch, Flemish
- tegenstaatsgreep Dutch, Flemish
- tegenstelling Dutch, Flemish
- tegenstreven Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- tegenvoeter Dutch, Flemish
- tegenvuur Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- tegenwerpen Dutch, Flemish
- tegenwicht Dutch, Flemish
- tegenwind Dutch, Flemish
- tegenwoordig Dutch, Flemish
- tegenzin Dutch, Flemish
- tegenzitten Dutch, Flemish
- uithouden Dutch, Flemish
- vasthouden Dutch, Flemish
- veehouder Dutch, Flemish
- verhouden Dutch, Flemish
- vershoudfolie Dutch, Flemish
- weerhouden Dutch, Flemish
- houden Middle Dutch
- tegen Middle Dutch
- hou Afrikaans
- teen Afrikaans
- tegen
- houden
- houder
- inhouden
- tegenzin
- behouden
- afhouden
- ophouden
- houwtouw
- houdbaar
- nahouden
- tegengif
- houdster
- tegencoup
- aanhouden
- tegenslag
- tegenmijn
- tegengaan
- uithouden
- verhouden
- tegenvuur
- tegengift
- bijhouden
- houdgreep
- tegenwind
- tegendeel
- tegenpaus
- veehouder
- onthouden
- mishouden
- tegenwicht
- tegenploeg
- weerhouden
- tegenkomen
- vasthouden
- huishouden
- overhouden
- tegenstaan
- tegenspoed
- tegenligger
- tegenaanval
- tegenpartij
- tegenzitten
- bezighouden
- tegenvoeter
- tegenhanger
- bijenhouder
- tegenvallen
- tegenwerken
- tegenspeler
- tegenwerpen
- tegenmijnen
- tegenspraak
- onderhouden
- tegenspreken
- bijeenhouden
- schildhouder
- tegenwoordig
- tegenstreven
- tegencultuur
- tegenbericht
- vershoudfolie
- tegenstelling
- tegenbegroting
- tegenspartelen
- tegenoffensief
- tegendemonstrant
- tegenstaatsgreep