valhek
Dutch (Brabantic)
/ˈvɑl.ɦɛk/
noun
Definitions
- portcullis
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vallen (fall) + Dutch, Flemish hek (fence).
Origin
Dutch (Brabantic)
hek
Gloss
fence
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
垣, 柵
Emoji
🤺
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanvallen Dutch, Flemish
- afvallen Dutch, Flemish
- bevallen Dutch, Flemish
- bijvallen Dutch, Flemish
- binnenvallen Dutch, Flemish
- draaihek Dutch, Flemish
- dranghek Dutch, Flemish
- flauwvallen Dutch, Flemish
- gevallen Dutch, Flemish
- hek Dutch, Flemish
- hekkensluiter Dutch, Flemish
- hekwerk Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- koorhek Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- omhoogvallen Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- ontvallen Dutch, Flemish
- opvallen Dutch, Flemish
- overvallen Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- traphek Dutch, Flemish
- uitvallen Dutch, Flemish
- valbijl Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- vallen Dutch, Flemish
- valling Dutch, Flemish
- valluik Dutch, Flemish
- valpoort Dutch, Flemish
- valreep Dutch, Flemish
- vervallen Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- hecke Middle Dutch
- vallen Middle Dutch
- val Afrikaans
- hek
- vallen
- valbijl
- koorhek
- valreep
- valluik
- valling
- traphek
- valkuil
- hekwerk
- afvallen
- invallen
- draaihek
- gevallen
- omvallen
- bevallen
- opvallen
- dranghek
- valpoort
- vervallen
- bijvallen
- wegvallen
- aanvallen
- meevallen
- ontvallen
- uitvallen
- overvallen
- tegenvallen
- terugvallen
- samenvallen
- flauwvallen
- binnenvallen
- wisselvallig
- omhoogvallen
- schroomvallig
- hekkensluiter