binnenvallen
Dutch (Brabantic)
/ˈbɪnə(n)vɑlə(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to drop in (especially unannounced)
- (transitive) to invade
Etymology
Inherited from Middle Dutch binnenvallen compound from Dutch, Flemish binnen (inside, inner, internal, interior, indoor) + Dutch, Flemish vallen (fall).
Origin
Dutch (Brabantic)
vallen
Gloss
fall
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🌠 🌧️ 🌨️ 🍁 🍂 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- binnekill English
- aanvallen Dutch, Flemish
- afvallen Dutch, Flemish
- bevallen Dutch, Flemish
- bijvallen Dutch, Flemish
- binnen Dutch, Flemish
- binnenbaan Dutch, Flemish
- binnenband Dutch, Flemish
- binnenbeul Dutch, Flemish
- binnenbeurs Dutch, Flemish
- binnenbrengen Dutch, Flemish
- binnendoor Dutch, Flemish
- binnendringen Dutch, Flemish
- binnengaan Dutch, Flemish
- binnenhalen Dutch, Flemish
- binnenkant Dutch, Flemish
- binnenkern Dutch, Flemish
- binnenkomen Dutch, Flemish
- binnenland Dutch, Flemish
- binnenlands Dutch, Flemish
- binnenmens Dutch, Flemish
- binnenmoeder Dutch, Flemish
- binnenmuur Dutch, Flemish
- binnenplaats Dutch, Flemish
- binnenplaneet Dutch, Flemish
- binnenpret Dutch, Flemish
- binnenscheepvaart Dutch, Flemish
- binnenschip Dutch, Flemish
- binnenst Dutch, Flemish
- binnenstad Dutch, Flemish
- binnentrekken Dutch, Flemish
- binnenvaart Dutch, Flemish
- binnenwater Dutch, Flemish
- binnenweg Dutch, Flemish
- binnenzak Dutch, Flemish
- binnenzee Dutch, Flemish
- flauwvallen Dutch, Flemish
- gevallen Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- meevallen Dutch, Flemish
- omhoogvallen Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- ontvallen Dutch, Flemish
- opvallen Dutch, Flemish
- overvallen Dutch, Flemish
- samenvallen Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- tegenvallen Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- uitvallen Dutch, Flemish
- valbijl Dutch, Flemish
- valhek Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- vallen Dutch, Flemish
- valling Dutch, Flemish
- valluik Dutch, Flemish
- valpoort Dutch, Flemish
- valreep Dutch, Flemish
- vervallen Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- binen Indonesian
- binnen Indonesian
- binnen Middle Dutch
- binnenvallen Middle Dutch
- vallen Middle Dutch
- binne Afrikaans
- val Afrikaans
- vallen
- valhek
- binnen
- valkuil
- valbijl
- valreep
- valluik
- valling
- afvallen
- invallen
- gevallen
- omvallen
- bevallen
- opvallen
- binnenst
- valpoort
- vervallen
- bijvallen
- wegvallen
- binnenweg
- aanvallen
- meevallen
- binnenzak
- binnenzee
- ontvallen
- uitvallen
- binnenmuur
- binnenkant
- binnengaan
- overvallen
- binnenpret
- binnenstad
- binnenbaan
- binnenmens
- binnendoor
- binnenband
- binnenkern
- binnenland
- binnenbeul
- binnenkomen
- flauwvallen
- binnenlands
- samenvallen
- binnenvaart
- binnenhalen
- tegenvallen
- binnenwater
- binnenbeurs
- binnenschip
- terugvallen
- binnenplaats
- binnenmoeder
- omhoogvallen
- wisselvallig
- binnendringen
- binnentrekken
- binnenbrengen
- schroomvallig
- binnenplaneet
- binnenscheepvaart