terugnemen
Dutch (Brabantic)
/təˈrʏxˌneːmə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to take back after having lost, to retake
- (transitive) to take back word
Etymology
Compound from Dutch, Flemish terug (back, again) + Dutch, Flemish nemen (take).
Origin
Dutch (Brabantic)
nemen
Gloss
take
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aannemen Dutch, Flemish
- afnemen Dutch, Flemish
- beetnemen Dutch, Flemish
- benemen Dutch, Flemish
- deelnemen Dutch, Flemish
- gevangennemen Dutch, Flemish
- hernemen Dutch, Flemish
- innemen Dutch, Flemish
- meenemen Dutch, Flemish
- nemen Dutch, Flemish
- nemer Dutch, Flemish
- ondernemen Dutch, Flemish
- ontnemen Dutch, Flemish
- opnemen Dutch, Flemish
- rug Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- terug Dutch, Flemish
- terugbellen Dutch, Flemish
- terugblik Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- terugdringen Dutch, Flemish
- terugfluiten Dutch, Flemish
- teruggaan Dutch, Flemish
- teruggave Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- teruggrijpen Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- terugkaatsen Dutch, Flemish
- terugkeren Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- teruglopen Dutch, Flemish
- terugplooien Dutch, Flemish
- terugreis Dutch, Flemish
- terugschrikken Dutch, Flemish
- terugspoelen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- terugsturen Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- terugtreden Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- teruguit Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- terugvinden Dutch, Flemish
- terugwaarts Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- terugzien Dutch, Flemish
- toenemen Dutch, Flemish
- uitnemen Dutch, Flemish
- vernemen Dutch, Flemish
- voornemen Dutch, Flemish
- waarnemen Dutch, Flemish
- wegnemen Dutch, Flemish
- werkneemster Dutch, Flemish
- werknemer Dutch, Flemish
- nēmen Middle Dutch
- te
- rug
- nemen
- nemer
- terug
- innemen
- benemen
- opnemen
- afnemen
- vernemen
- hernemen
- uitnemen
- terugval
- meenemen
- aannemen
- toenemen
- ontnemen
- teruguit
- wegnemen
- terugreis
- waarnemen
- terugblik
- voornemen
- terugzien
- beetnemen
- teruggaan
- deelnemen
- teruggave
- werknemer
- terughalen
- teruggeven
- terugkeren
- ondernemen
- teruglopen
- terugkomen
- terugtocht
- terugsturen
- terugwaarts
- terugbellen
- terugzetten
- terugkijken
- terugvallen
- terugtreden
- terugvinden
- terugtrekken
- terugdringen
- terugfluiten
- teruggrijpen
- terugbrengen
- terugspoelen
- werkneemster
- terugstellen
- terugplooien
- terugkaatsen
- gevangennemen
- terugschrikken