teruggeven
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- (transitive) To return, give something back
- (intransitive) To return the change to balance a (cash) transaction
- (transitive) To reply, retort etc. to, retaliate
- (transitive) To regurgitate, vomit
Etymology
Compound from Dutch, Flemish terug (back, again) + Dutch, Flemish geven (give).
Origin
Dutch (Brabantic)
geven
Gloss
give
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aangeven Dutch, Flemish
- afgeven Dutch, Flemish
- begeven Dutch, Flemish
- berichtgeving Dutch, Flemish
- doorgeven Dutch, Flemish
- geven Dutch, Flemish
- gever Dutch, Flemish
- ingeven Dutch, Flemish
- kennisgeving Dutch, Flemish
- lesgeven Dutch, Flemish
- omgeven Dutch, Flemish
- ontgeven Dutch, Flemish
- opgeven Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- prijsgeven Dutch, Flemish
- regelgeving Dutch, Flemish
- rug Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- terug Dutch, Flemish
- terugbellen Dutch, Flemish
- terugblik Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- terugdringen Dutch, Flemish
- terugfluiten Dutch, Flemish
- teruggaan Dutch, Flemish
- teruggave Dutch, Flemish
- teruggrijpen Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- terugkaatsen Dutch, Flemish
- terugkeren Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- teruglopen Dutch, Flemish
- terugnemen Dutch, Flemish
- terugplooien Dutch, Flemish
- terugreis Dutch, Flemish
- terugschrikken Dutch, Flemish
- terugspoelen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- terugsturen Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- terugtreden Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- teruguit Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- terugvinden Dutch, Flemish
- terugwaarts Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- terugzien Dutch, Flemish
- toegeven Dutch, Flemish
- uitgeven Dutch, Flemish
- voorgeven Dutch, Flemish
- vrijgeven Dutch, Flemish
- vrijgevig Dutch, Flemish
- weergeven Dutch, Flemish
- weggeven Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- wetgeven Dutch, Flemish
- zingeving Dutch, Flemish
- gēven Middle Dutch
- gee Afrikaans
- te
- rug
- gever
- geven
- terug
- ingeven
- begeven
- omgeven
- afgeven
- opgeven
- wetgeven
- ontgeven
- lesgeven
- weggeven
- toegeven
- terugval
- teruguit
- aangeven
- uitgeven
- zingeving
- overgeven
- terugreis
- terugblik
- doorgeven
- vrijgeven
- terugzien
- weergeven
- teruggaan
- teruggave
- voorgeven
- vrijgevig
- terughalen
- terugkeren
- terugnemen
- teruglopen
- prijsgeven
- terugkomen
- terugtocht
- terugsturen
- regelgeving
- terugwaarts
- terugbellen
- terugzetten
- terugkijken
- terugvallen
- terugtreden
- terugvinden
- terugtrekken
- terugdringen
- werkgeefster
- terugfluiten
- teruggrijpen
- terugbrengen
- terugspoelen
- kennisgeving
- terugstellen
- terugplooien
- terugkaatsen
- berichtgeving
- terugschrikken