terugval
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- downturn, decline, downfall
Etymology
Compound from Dutch, Flemish terug (back, again) + Dutch, Flemish val (fall, trap, drop, catfish, case).
Origin
Dutch (Brabantic)
val
Gloss
fall, trap, drop, catfish, case
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
鯰
Emoji
🌠 🌧️ 🌨️ 🍁 🍂 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanval Dutch, Flemish
- afval Dutch, Flemish
- avondval Dutch, Flemish
- bouwval Dutch, Flemish
- buitenspelval Dutch, Flemish
- cameraval Dutch, Flemish
- liquiditeitsval Dutch, Flemish
- meerval Dutch, Flemish
- muizenval Dutch, Flemish
- muizeval Dutch, Flemish
- naamval Dutch, Flemish
- nachtval Dutch, Flemish
- overval Dutch, Flemish
- regenval Dutch, Flemish
- rug Dutch, Flemish
- sneeuwval Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- terug Dutch, Flemish
- terugbellen Dutch, Flemish
- terugblik Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- terugdringen Dutch, Flemish
- terugfluiten Dutch, Flemish
- teruggaan Dutch, Flemish
- teruggave Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- teruggrijpen Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- terugkaatsen Dutch, Flemish
- terugkeren Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- teruglopen Dutch, Flemish
- terugnemen Dutch, Flemish
- terugplooien Dutch, Flemish
- terugreis Dutch, Flemish
- terugschrikken Dutch, Flemish
- terugspoelen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- terugsturen Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- terugtreden Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- teruguit Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- terugvinden Dutch, Flemish
- terugwaarts Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- terugzien Dutch, Flemish
- toeristenval Dutch, Flemish
- toeval Dutch, Flemish
- tongval Dutch, Flemish
- uitval Dutch, Flemish
- val Dutch, Flemish
- valavond Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- valscherm Dutch, Flemish
- valstrik Dutch, Flemish
- valuur Dutch, Flemish
- voorval Dutch, Flemish
- waterval Dutch, Flemish
- werkloosheidsval Dutch, Flemish
- waterval Afrikaans
- te
- rug
- val
- afval
- terug
- toeval
- aanval
- valuur
- uitval
- bouwval
- meerval
- overval
- naamval
- valkuil
- voorval
- tongval
- regenval
- waterval
- avondval
- teruguit
- nachtval
- valavond
- muizeval
- valstrik
- terugzien
- muizenval
- terugreis
- teruggaan
- terugblik
- teruggave
- cameraval
- valscherm
- sneeuwval
- terughalen
- teruggeven
- terugkeren
- terugnemen
- terugtocht
- teruglopen
- terugkomen
- terugsturen
- terugwaarts
- terugkijken
- terugbellen
- terugzetten
- terugvallen
- terugtreden
- terugvinden
- toeristenval
- terugtrekken
- terugdringen
- terugfluiten
- teruggrijpen
- terugstellen
- terugbrengen
- terugplooien
- terugspoelen
- terugkaatsen
- buitenspelval
- terugschrikken
- liquiditeitsval
- werkloosheidsval