terugreis
Dutch (Brabantic)
/təˈrʏxˌrɛi̯s/
noun
Definitions
- A return journey, journey back, return voyage.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish terug (back, again) + Dutch, Flemish reis (trip, journey, travel, voyage).
Origin
Dutch (Brabantic)
reis
Gloss
trip, journey, travel, voyage
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
旅
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bootreis Dutch, Flemish
- dagreis Dutch, Flemish
- huwelijksreis Dutch, Flemish
- motorreis Dutch, Flemish
- nareis Dutch, Flemish
- reis Dutch, Flemish
- reisagent Dutch, Flemish
- reisbureau Dutch, Flemish
- reischeque Dutch, Flemish
- reisgenoot Dutch, Flemish
- reisgids Dutch, Flemish
- reisroman Dutch, Flemish
- reisspiegel Dutch, Flemish
- reisstekker Dutch, Flemish
- reisverhaal Dutch, Flemish
- reisverslag Dutch, Flemish
- reisverzekering Dutch, Flemish
- rondreis Dutch, Flemish
- rug Dutch, Flemish
- schoolreis Dutch, Flemish
- snoepreis Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- terug Dutch, Flemish
- terugbellen Dutch, Flemish
- terugblik Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- terugdringen Dutch, Flemish
- terugfluiten Dutch, Flemish
- teruggaan Dutch, Flemish
- teruggave Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- teruggrijpen Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- terugkaatsen Dutch, Flemish
- terugkeren Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- teruglopen Dutch, Flemish
- terugnemen Dutch, Flemish
- terugplooien Dutch, Flemish
- terugschrikken Dutch, Flemish
- terugspoelen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- terugsturen Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- terugtreden Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- teruguit Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- terugvinden Dutch, Flemish
- terugwaarts Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- terugzien Dutch, Flemish
- рейс Russian
- reise Middle Dutch
- te
- rug
- reis
- terug
- nareis
- dagreis
- rondreis
- reisgids
- bootreis
- terugval
- teruguit
- terugblik
- motorreis
- snoepreis
- terugzien
- reisagent
- reisroman
- teruggaan
- teruggave
- terughalen
- teruggeven
- terugkeren
- terugnemen
- schoolreis
- reischeque
- teruglopen
- reisbureau
- reisgenoot
- terugkomen
- terugtocht
- terugsturen
- terugwaarts
- reisverslag
- terugbellen
- terugzetten
- reisspiegel
- terugkijken
- reisstekker
- terugvallen
- reisverhaal
- terugtreden
- terugvinden
- terugtrekken
- terugdringen
- terugfluiten
- teruggrijpen
- terugbrengen
- terugspoelen
- terugstellen
- terugplooien
- terugkaatsen
- huwelijksreis
- terugschrikken
- reisverzekering