terugstellen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to reset
- to demote
Etymology
Compound from Dutch, Flemish terug (back, again) + Dutch, Flemish stellen (state, set, place, put, taking).
Origin
Dutch (Brabantic)
stellen
Gloss
state, set, place, put, taking
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanstellen Dutch, Flemish
- afstellen Dutch, Flemish
- belangstellen Dutch, Flemish
- belangstelling Dutch, Flemish
- bestellen Dutch, Flemish
- bijstellen Dutch, Flemish
- blootstellen Dutch, Flemish
- daarstellen Dutch, Flemish
- gelijkstelling Dutch, Flemish
- geruststellen Dutch, Flemish
- herstellen Dutch, Flemish
- instellen Dutch, Flemish
- leerstellig Dutch, Flemish
- nevenstelling Dutch, Flemish
- onderstellen Dutch, Flemish
- ontstellen Dutch, Flemish
- opstellen Dutch, Flemish
- rug Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- scherpstellen Dutch, Flemish
- stelkunde Dutch, Flemish
- stellen Dutch, Flemish
- stellig Dutch, Flemish
- stelling Dutch, Flemish
- stelregel Dutch, Flemish
- stelsel Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- teleurstellen Dutch, Flemish
- terechtstellen Dutch, Flemish
- terug Dutch, Flemish
- terugbellen Dutch, Flemish
- terugblik Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- terugdringen Dutch, Flemish
- terugfluiten Dutch, Flemish
- teruggaan Dutch, Flemish
- teruggave Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- teruggrijpen Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- terugkaatsen Dutch, Flemish
- terugkeren Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- teruglopen Dutch, Flemish
- terugnemen Dutch, Flemish
- terugplooien Dutch, Flemish
- terugreis Dutch, Flemish
- terugschrikken Dutch, Flemish
- terugspoelen Dutch, Flemish
- terugsturen Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- terugtreden Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- teruguit Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- terugvinden Dutch, Flemish
- terugwaarts Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- terugzien Dutch, Flemish
- uitstellen Dutch, Flemish
- vaststellen Dutch, Flemish
- veronderstellen Dutch, Flemish
- verstellen Dutch, Flemish
- vooronderstellen Dutch, Flemish
- voorstellen Dutch, Flemish
- zekerstellen Dutch, Flemish
- stellen Middle Dutch
- te
- rug
- terug
- stellig
- stelsel
- stellen
- stelling
- terugval
- teruguit
- terugreis
- terugblik
- stelkunde
- stelregel
- opstellen
- terugzien
- teruggaan
- teruggave
- instellen
- bestellen
- afstellen
- terughalen
- uitstellen
- teruggeven
- terugkeren
- verstellen
- terugnemen
- herstellen
- bijstellen
- teruglopen
- ontstellen
- aanstellen
- terugkomen
- terugtocht
- vaststellen
- terugsturen
- daarstellen
- terugwaarts
- terugbellen
- terugzetten
- voorstellen
- terugkijken
- leerstellig
- terugvallen
- terugtreden
- terugvinden
- terugtrekken
- terugdringen
- terugfluiten
- blootstellen
- teruggrijpen
- terugbrengen
- terugspoelen
- zekerstellen
- onderstellen
- terugplooien
- terugkaatsen
- samenstellen
- belangstellen
- geruststellen
- scherpstellen
- teleurstellen
- nevenstelling
- gelijkstelling
- terugschrikken
- terechtstellen
- belangstelling
- veronderstellen
- vooronderstellen