terugfluiten
Dutch (Brabantic)
/təˈrʏxˌflœy̯.tə(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to whistle back
- (transitive) to call to account, to sanction or to reprimand
Etymology
Compound from Dutch, Flemish terug (back, again) + Dutch, Flemish fluiten (whistle, warble, flute).
Origin
Dutch (Brabantic)
fluiten
Gloss
whistle, warble, flute
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Action/Process
Kanji
笛
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanfluiten Dutch, Flemish
- fluit Dutch, Flemish
- fluitconcert Dutch, Flemish
- fluiten Dutch, Flemish
- fluithaas Dutch, Flemish
- fluitketel Dutch, Flemish
- gefluit Dutch, Flemish
- rug Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- terug Dutch, Flemish
- terugbellen Dutch, Flemish
- terugblik Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- terugdringen Dutch, Flemish
- teruggaan Dutch, Flemish
- teruggave Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- teruggrijpen Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- terugkaatsen Dutch, Flemish
- terugkeren Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- teruglopen Dutch, Flemish
- terugnemen Dutch, Flemish
- terugplooien Dutch, Flemish
- terugreis Dutch, Flemish
- terugschrikken Dutch, Flemish
- terugspoelen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- terugsturen Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- terugtreden Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- teruguit Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- terugvinden Dutch, Flemish
- terugwaarts Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- terugzien Dutch, Flemish
- floyten Middle Dutch
- te
- rug
- fluit
- terug
- fluiten
- gefluit
- terugval
- teruguit
- terugreis
- terugblik
- terugzien
- teruggaan
- teruggave
- fluithaas
- terughalen
- teruggeven
- terugkeren
- terugnemen
- teruglopen
- fluitketel
- aanfluiten
- terugkomen
- terugtocht
- terugsturen
- terugwaarts
- terugbellen
- terugzetten
- terugkijken
- terugvallen
- terugtreden
- terugvinden
- terugtrekken
- terugdringen
- fluitconcert
- teruggrijpen
- terugbrengen
- terugspoelen
- terugstellen
- terugplooien
- terugkaatsen
- terugschrikken