terugbellen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- To ring back, to return call
Etymology
Compound from Dutch, Flemish terug (back, again) + Dutch, Flemish bellen (ring, call, bark).
Origin
Dutch (Brabantic)
bellen
Gloss
ring, call, bark
Concept
Semantic Field
Clothing and grooming
Ontological Category
Action/Process
Kanji
輪
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanbellen Dutch, Flemish
- afbellen Dutch, Flemish
- bel Dutch, Flemish
- bellen Dutch, Flemish
- beller Dutch, Flemish
- beltoon Dutch, Flemish
- inbellen Dutch, Flemish
- opbellen Dutch, Flemish
- rug Dutch, Flemish
- te Dutch, Flemish
- terug Dutch, Flemish
- terugblik Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- terugdringen Dutch, Flemish
- terugfluiten Dutch, Flemish
- teruggaan Dutch, Flemish
- teruggave Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- teruggrijpen Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- terugkaatsen Dutch, Flemish
- terugkeren Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- teruglopen Dutch, Flemish
- terugnemen Dutch, Flemish
- terugplooien Dutch, Flemish
- terugreis Dutch, Flemish
- terugschrikken Dutch, Flemish
- terugspoelen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- terugsturen Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- terugtreden Dutch, Flemish
- terugtrekken Dutch, Flemish
- teruguit Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- terugvallen Dutch, Flemish
- terugvinden Dutch, Flemish
- terugwaarts Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- terugzien Dutch, Flemish
- videobellen Dutch, Flemish
- bellen Middle Dutch
- te
- bel
- rug
- terug
- beller
- bellen
- beltoon
- inbellen
- terugval
- afbellen
- teruguit
- opbellen
- terugreis
- terugblik
- terugzien
- teruggaan
- teruggave
- aanbellen
- terughalen
- teruggeven
- terugkeren
- terugnemen
- teruglopen
- terugkomen
- terugtocht
- terugsturen
- terugwaarts
- terugzetten
- videobellen
- terugkijken
- terugvallen
- terugtreden
- terugvinden
- terugtrekken
- terugdringen
- terugfluiten
- teruggrijpen
- terugbrengen
- terugspoelen
- terugstellen
- terugplooien
- terugkaatsen
- terugschrikken