leefgebied
Dutch (Brabantic)
/ˈleːf.xəˌbit/
noun
Definitions
- habitat, territory of an individual or population of animals or other organisms, area of distribution of an entire (sub)species or higher taxon
- residential area
- (uncommon) living space in a building, of a family or of an individual
- (dated) lebensraum
Etymology
Compound from Dutch, Flemish leven (life, live) + Dutch, Flemish gebied (area, territory, zone, region).
Origin
Dutch (Brabantic)
gebied
Gloss
area, territory, zone, region
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Goudlokjesgebied Dutch, Flemish
- aandachtsgebied Dutch, Flemish
- afzetgebied Dutch, Flemish
- bedrijfsleven Dutch, Flemish
- beleven Dutch, Flemish
- berggebied Dutch, Flemish
- beschermgebied Dutch, Flemish
- boerenleven Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- gebied Dutch, Flemish
- gebiedsdeel Dutch, Flemish
- grensgebied Dutch, Flemish
- grondgebied Dutch, Flemish
- havengebied Dutch, Flemish
- herleven Dutch, Flemish
- hondenleven Dutch, Flemish
- inleven Dutch, Flemish
- kinderleven Dutch, Flemish
- kustgebied Dutch, Flemish
- leefgemeenschap Dutch, Flemish
- leefloon Dutch, Flemish
- leefmilieu Dutch, Flemish
- leefstijl Dutch, Flemish
- leeftijd Dutch, Flemish
- leeftocht Dutch, Flemish
- leefwijze Dutch, Flemish
- leven Dutch, Flemish
- levenloos Dutch, Flemish
- levensbelang Dutch, Flemish
- levensbelangrijk Dutch, Flemish
- levensbeschouwing Dutch, Flemish
- levensbeschrijvend Dutch, Flemish
- levensbeschrijver Dutch, Flemish
- levensbeschrijving Dutch, Flemish
- levensduur Dutch, Flemish
- levensecht Dutch, Flemish
- levensgenieter Dutch, Flemish
- levensgevaar Dutch, Flemish
- levensgezel Dutch, Flemish
- levensgezellin Dutch, Flemish
- levensjaar Dutch, Flemish
- levenskracht Dutch, Flemish
- levensleer Dutch, Flemish
- levensleugen Dutch, Flemish
- levenslied Dutch, Flemish
- levensloop Dutch, Flemish
- levensloos Dutch, Flemish
- levenslucht Dutch, Flemish
- levensmiddel Dutch, Flemish
- levensmoe Dutch, Flemish
- levensschets Dutch, Flemish
- levensstijl Dutch, Flemish
- levensvatbaar Dutch, Flemish
- levensverzekering Dutch, Flemish
- levensvorm Dutch, Flemish
- levenswende Dutch, Flemish
- liefdesleven Dutch, Flemish
- losloopgebied Dutch, Flemish
- medeleven Dutch, Flemish
- mensenleven Dutch, Flemish
- oorlogsgebied Dutch, Flemish
- opleven Dutch, Flemish
- overleven Dutch, Flemish
- rechtsgebied Dutch, Flemish
- rivierengebied Dutch, Flemish
- riviergebied Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- soldatenleven Dutch, Flemish
- stilleven Dutch, Flemish
- stroomgebied Dutch, Flemish
- taalgebied Dutch, Flemish
- vakgebied Dutch, Flemish
- werkgebied Dutch, Flemish
- gebiet Middle Dutch
- leven Middle Dutch
- leef Afrikaans
- lewe Afrikaans
- leven
- gebied
- opleven
- inleven
- beleven
- leefloon
- leeftijd
- herleven
- levenloos
- leefwijze
- vakgebied
- levensmoe
- leefstijl
- stilleven
- medeleven
- overleven
- leeftocht
- levensjaar
- levensleer
- leefmilieu
- kustgebied
- levensloos
- levensvorm
- samenleven
- levensduur
- taalgebied
- levensecht
- werkgebied
- levenslied
- levensloop
- berggebied
- grondgebied
- levenslucht
- gebiedsdeel
- mensenleven
- afzetgebied
- kinderleven
- grensgebied
- havengebied
- levensgezel
- buitenleven
- levensstijl
- levenswende
- hondenleven
- boerenleven
- riviergebied
- levensgevaar
- levensleugen
- levenskracht
- levensschets
- levensbelang
- liefdesleven
- stroomgebied
- levensmiddel
- rechtsgebied
- levensvatbaar
- bedrijfsleven
- oorlogsgebied
- losloopgebied
- soldatenleven
- levensgenieter
- levensgezellin
- rivierengebied
- beschermgebied
- aandachtsgebied
- leefgemeenschap
- levensbelangrijk
- Goudlokjesgebied
- levensverzekering
- levensbeschrijver
- levensbeschouwing
- levensbeschrijving
- levensbeschrijvend