beleven
Dutch (Brabantic)
/bəˈleːvə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to experience, live through, go through
- (transitive) to profess, practice openly (notably a faith or conviction)
- (transitive) to live, exist in (a time or space)
- (transitive) to observe, follow (a command etc.)
Etymology
Inherited from Middle Dutch beleven prefix from Dutch, Flemish leven (life, live).
Origin
Dutch (Brabantic)
leven
Gloss
life, live
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Other
Kanji
生
Emoji
🧬
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bedrijfsleven Dutch, Flemish
- belevenis Dutch, Flemish
- beleving Dutch, Flemish
- boerenleven Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- herleven Dutch, Flemish
- hondenleven Dutch, Flemish
- inleven Dutch, Flemish
- kinderleven Dutch, Flemish
- leefgebied Dutch, Flemish
- leefgemeenschap Dutch, Flemish
- leefloon Dutch, Flemish
- leefmilieu Dutch, Flemish
- leefstijl Dutch, Flemish
- leeftijd Dutch, Flemish
- leeftocht Dutch, Flemish
- leefwijze Dutch, Flemish
- leven Dutch, Flemish
- levenloos Dutch, Flemish
- levensbelang Dutch, Flemish
- levensbelangrijk Dutch, Flemish
- levensbeschouwing Dutch, Flemish
- levensbeschrijvend Dutch, Flemish
- levensbeschrijver Dutch, Flemish
- levensbeschrijving Dutch, Flemish
- levensduur Dutch, Flemish
- levensecht Dutch, Flemish
- levensgenieter Dutch, Flemish
- levensgevaar Dutch, Flemish
- levensgezel Dutch, Flemish
- levensgezellin Dutch, Flemish
- levensjaar Dutch, Flemish
- levenskracht Dutch, Flemish
- levensleer Dutch, Flemish
- levensleugen Dutch, Flemish
- levenslied Dutch, Flemish
- levensloop Dutch, Flemish
- levensloos Dutch, Flemish
- levenslucht Dutch, Flemish
- levensmiddel Dutch, Flemish
- levensmoe Dutch, Flemish
- levensschets Dutch, Flemish
- levensstijl Dutch, Flemish
- levensvatbaar Dutch, Flemish
- levensverzekering Dutch, Flemish
- levensvorm Dutch, Flemish
- levenswende Dutch, Flemish
- liefdesleven Dutch, Flemish
- medeleven Dutch, Flemish
- mensenleven Dutch, Flemish
- opleven Dutch, Flemish
- overleven Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- soldatenleven Dutch, Flemish
- stilleven Dutch, Flemish
- beleven Middle Dutch
- leven Middle Dutch
- leef Afrikaans
- lewe Afrikaans
- leven
- opleven
- inleven
- leefloon
- beleving
- leeftijd
- herleven
- overleven
- levenloos
- levensmoe
- stilleven
- leeftocht
- leefstijl
- belevenis
- leefwijze
- medeleven
- levensduur
- levensjaar
- levensleer
- leefgebied
- levensloos
- leefmilieu
- levensvorm
- levenslied
- levensecht
- levensloop
- samenleven
- buitenleven
- kinderleven
- levenslucht
- hondenleven
- levensstijl
- levenswende
- boerenleven
- mensenleven
- levensgezel
- levensgevaar
- levensmiddel
- levensschets
- levensleugen
- levensbelang
- liefdesleven
- levenskracht
- soldatenleven
- levensvatbaar
- bedrijfsleven
- levensgenieter
- levensgezellin
- leefgemeenschap
- levensbelangrijk
- levensbeschouwing
- levensverzekering
- levensbeschrijver
- levensbeschrijving
- levensbeschrijvend