werkwoord
Dutch (Brabantic)
/ˈʋɛr(ə)kˌʋoːrt/
noun
Definitions
- verb
Etymology
Compound from Dutch, Flemish werken (work) + Dutch, Flemish woord (word).
Origin
Dutch (Brabantic)
woord
Gloss
word
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
辞
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanwerken Dutch, Flemish
- afwerken Dutch, Flemish
- bastaardwoord Dutch, Flemish
- bergwerker Dutch, Flemish
- bewerken Dutch, Flemish
- bijwerken Dutch, Flemish
- bijwoord Dutch, Flemish
- codewoord Dutch, Flemish
- cultuurwoord Dutch, Flemish
- dankwoord Dutch, Flemish
- doorwerken Dutch, Flemish
- erewoord Dutch, Flemish
- erfwoord Dutch, Flemish
- evenwoord Dutch, Flemish
- functiewoord Dutch, Flemish
- gemeentewerken Dutch, Flemish
- grondwoord Dutch, Flemish
- hoedanigheidswoord Dutch, Flemish
- hoofdwerkwoord Dutch, Flemish
- hoogwerker Dutch, Flemish
- hulp Dutch, Flemish
- hulpwerkwoord Dutch, Flemish
- inwerken Dutch, Flemish
- jawoord Dutch, Flemish
- kastwoord Dutch, Flemish
- koppelen Dutch, Flemish
- koppelwerkwoord Dutch, Flemish
- leenwoord Dutch, Flemish
- letterwoord Dutch, Flemish
- lidwoord Dutch, Flemish
- maatwoord Dutch, Flemish
- meewerken Dutch, Flemish
- naamwoord Dutch, Flemish
- nawoord Dutch, Flemish
- openwerken Dutch, Flemish
- overwerken Dutch, Flemish
- paswoord Dutch, Flemish
- rijmwoord Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- scheldwoord Dutch, Flemish
- spookwoord Dutch, Flemish
- spreekwoord Dutch, Flemish
- stopwoord Dutch, Flemish
- taboewoord Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- telwoord Dutch, Flemish
- toverwoord Dutch, Flemish
- trefwoord Dutch, Flemish
- tweelingwoord Dutch, Flemish
- uitwerken Dutch, Flemish
- verwerken Dutch, Flemish
- voegwoord Dutch, Flemish
- voornaamwoord Dutch, Flemish
- voorwoord Dutch, Flemish
- wachtwoord Dutch, Flemish
- wegwerken Dutch, Flemish
- werkbaar Dutch, Flemish
- werkbalk Dutch, Flemish
- werkdag Dutch, Flemish
- werkdier Dutch, Flemish
- werken Dutch, Flemish
- werker Dutch, Flemish
- werkgebied Dutch, Flemish
- werking Dutch, Flemish
- werkman Dutch, Flemish
- werkmier Dutch, Flemish
- werkpaard Dutch, Flemish
- werkplaats Dutch, Flemish
- werkplek Dutch, Flemish
- werkster Dutch, Flemish
- werkstraf Dutch, Flemish
- werkuur Dutch, Flemish
- werkvloer Dutch, Flemish
- werkwoordelijk Dutch, Flemish
- woord Dutch, Flemish
- woordafbreking Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- woordenboek Dutch, Flemish
- woordenschat Dutch, Flemish
- woordenstrijd Dutch, Flemish
- woordenstroom Dutch, Flemish
- woordenwisseling Dutch, Flemish
- woordgrap Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- woordklasse Dutch, Flemish
- woordsoort Dutch, Flemish
- woordspeling Dutch, Flemish
- woordvoerder Dutch, Flemish
- woordvorming Dutch, Flemish
- zwartwerken Dutch, Flemish
- zwerfwoord Dutch, Flemish
- werken Middle Dutch
- wort Middle Dutch
- woord Afrikaans
- wort Old Dutch
- wortu Sranan Tongo
- hulp
- woord
- werken
- werker
- werkuur
- jawoord
- werking
- werkman
- nawoord
- werkdag
- afwerken
- werkster
- bewerken
- koppelen
- werkmier
- erfwoord
- werkplek
- lidwoord
- werkbaar
- telwoord
- werkbalk
- inwerken
- paswoord
- werkdier
- bijwoord
- erewoord
- aanwerken
- uitwerken
- voegwoord
- rijmwoord
- woorddeel
- dankwoord
- bijwerken
- trefwoord
- maatwoord
- leenwoord
- meewerken
- werkstraf
- woordgrap
- werkvloer
- naamwoord
- verwerken
- evenwoord
- werkpaard
- stopwoord
- kastwoord
- codewoord
- voorwoord
- wegwerken
- spookwoord
- woordsoort
- zwerfwoord
- overwerken
- bergwerker
- openwerken
- werkplaats
- grondwoord
- werkgebied
- toverwoord
- taboewoord
- wachtwoord
- doorwerken
- woordgroep
- hoogwerker
- woordklasse
- samenwerken
- woordenboek
- spreekwoord
- tegenwerken
- zwartwerken
- letterwoord
- scheldwoord
- woordvoerder
- cultuurwoord
- functiewoord
- woordvorming
- woordspeling
- woordenschat
- hulpwerkwoord
- woordenstroom
- woordenstrijd
- tweelingwoord
- bastaardwoord
- voornaamwoord
- hoofdwerkwoord
- werkwoordelijk
- woordafbreking
- gemeentewerken
- koppelwerkwoord
- woordenwisseling
- hoedanigheidswoord