werkpaard
Dutch (Brabantic)
/ˈʋɛrk.paːrt/
noun
Definitions
- A workhorse.
- (figurative) A diligent, hard-working person or piece of equipment.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish werken (work) + Dutch, Flemish paard (horse).
Origin
Dutch (Brabantic)
paard
Gloss
horse
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
馬
Emoji
🎠 🏇 🐴 🦓
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- prad English
- aanwerken Dutch, Flemish
- afwerken Dutch, Flemish
- bergwerker Dutch, Flemish
- bewerken Dutch, Flemish
- bijwerken Dutch, Flemish
- doorwerken Dutch, Flemish
- gemeentewerken Dutch, Flemish
- hobbelpaard Dutch, Flemish
- hoogwerker Dutch, Flemish
- inwerken Dutch, Flemish
- jaagpaard Dutch, Flemish
- meewerken Dutch, Flemish
- menspaard Dutch, Flemish
- nijlpaard Dutch, Flemish
- openwerken Dutch, Flemish
- overwerken Dutch, Flemish
- paard Dutch, Flemish
- paardebloem Dutch, Flemish
- paardenbek Dutch, Flemish
- paardenbloem Dutch, Flemish
- paardenfluisteraar Dutch, Flemish
- paardenfokker Dutch, Flemish
- paardenkracht Dutch, Flemish
- paardenlul Dutch, Flemish
- paardenmiddel Dutch, Flemish
- paardenras Dutch, Flemish
- paardenrennen Dutch, Flemish
- paardenrookvlees Dutch, Flemish
- paardenstaart Dutch, Flemish
- paardenstal Dutch, Flemish
- paardentram Dutch, Flemish
- paardenvijg Dutch, Flemish
- paardmens Dutch, Flemish
- paardrijder Dutch, Flemish
- paradepaard Dutch, Flemish
- renpaard Dutch, Flemish
- rijpaard Dutch, Flemish
- rivierpaard Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- stoompaard Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- trekpaard Dutch, Flemish
- uitwerken Dutch, Flemish
- verwerken Dutch, Flemish
- veulenpaard Dutch, Flemish
- wegwerken Dutch, Flemish
- werkbaar Dutch, Flemish
- werkbalk Dutch, Flemish
- werkdag Dutch, Flemish
- werkdier Dutch, Flemish
- werken Dutch, Flemish
- werker Dutch, Flemish
- werkgebied Dutch, Flemish
- werking Dutch, Flemish
- werkman Dutch, Flemish
- werkmier Dutch, Flemish
- werkplaats Dutch, Flemish
- werkplek Dutch, Flemish
- werkster Dutch, Flemish
- werkstraf Dutch, Flemish
- werkuur Dutch, Flemish
- werkvloer Dutch, Flemish
- werkwoord Dutch, Flemish
- zeepaard Dutch, Flemish
- zwartwerken Dutch, Flemish
- pert Middle Dutch
- werken Middle Dutch
- perd Afrikaans
- paard
- werker
- werken
- werkuur
- werkdag
- werkman
- werking
- afwerken
- werkplek
- inwerken
- rijpaard
- werkdier
- werkster
- werkbaar
- renpaard
- zeepaard
- werkbalk
- bewerken
- werkmier
- jaagpaard
- aanwerken
- werkvloer
- bijwerken
- werkwoord
- trekpaard
- paardmens
- meewerken
- menspaard
- nijlpaard
- verwerken
- uitwerken
- wegwerken
- werkstraf
- paardenbek
- werkgebied
- bergwerker
- paardenlul
- openwerken
- paardenras
- werkplaats
- stoompaard
- doorwerken
- hoogwerker
- overwerken
- rivierpaard
- zwartwerken
- hobbelpaard
- paardentram
- paardrijder
- paardenstal
- samenwerken
- paradepaard
- veulenpaard
- paardebloem
- paardenvijg
- tegenwerken
- paardenbloem
- paardenstaart
- paardenkracht
- paardenfokker
- paardenrennen
- paardenmiddel
- gemeentewerken
- paardenrookvlees
- paardenfluisteraar