kastwoord
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- (grammar) preposition
Etymology
Compound from Dutch, Flemish kast (cupboard, case, closet, cabinet, close, casing) + Dutch, Flemish woord (word).
Origin
Dutch (Brabantic)
woord
Gloss
word
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
辞
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- kast English
- bastaardwoord Dutch, Flemish
- bijenkast Dutch, Flemish
- bijwoord Dutch, Flemish
- boekenkast Dutch, Flemish
- brandkast Dutch, Flemish
- codewoord Dutch, Flemish
- cultuurwoord Dutch, Flemish
- dankwoord Dutch, Flemish
- diepvrieskast Dutch, Flemish
- erewoord Dutch, Flemish
- erfwoord Dutch, Flemish
- evenwoord Dutch, Flemish
- flipperkast Dutch, Flemish
- functiewoord Dutch, Flemish
- gokkast Dutch, Flemish
- grondwoord Dutch, Flemish
- handschoenenkast Dutch, Flemish
- hoedanigheidswoord Dutch, Flemish
- ijskast Dutch, Flemish
- jawoord Dutch, Flemish
- kast Dutch, Flemish
- kettingkast Dutch, Flemish
- klankkast Dutch, Flemish
- kledingkast Dutch, Flemish
- kleerkast Dutch, Flemish
- klerenkast Dutch, Flemish
- koelkast Dutch, Flemish
- ladekast Dutch, Flemish
- ladenkast Dutch, Flemish
- leenwoord Dutch, Flemish
- letterwoord Dutch, Flemish
- lidwoord Dutch, Flemish
- maatwoord Dutch, Flemish
- naamwoord Dutch, Flemish
- nawoord Dutch, Flemish
- nestkast Dutch, Flemish
- paswoord Dutch, Flemish
- poppenkast Dutch, Flemish
- ribbenkast Dutch, Flemish
- rijmwoord Dutch, Flemish
- scheldwoord Dutch, Flemish
- spookwoord Dutch, Flemish
- spreekwoord Dutch, Flemish
- stoppenkast Dutch, Flemish
- stopwoord Dutch, Flemish
- taboewoord Dutch, Flemish
- telwoord Dutch, Flemish
- toverwoord Dutch, Flemish
- trefwoord Dutch, Flemish
- trekkast Dutch, Flemish
- tweelingwoord Dutch, Flemish
- voegwoord Dutch, Flemish
- voornaamwoord Dutch, Flemish
- voorwoord Dutch, Flemish
- vrieskast Dutch, Flemish
- wachtwoord Dutch, Flemish
- werkwoord Dutch, Flemish
- woord Dutch, Flemish
- woordafbreking Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- woordenboek Dutch, Flemish
- woordenschat Dutch, Flemish
- woordenstrijd Dutch, Flemish
- woordenstroom Dutch, Flemish
- woordenwisseling Dutch, Flemish
- woordgrap Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- woordklasse Dutch, Flemish
- woordsoort Dutch, Flemish
- woordspeling Dutch, Flemish
- woordvoerder Dutch, Flemish
- woordvorming Dutch, Flemish
- zuurkast Dutch, Flemish
- zwerfwoord Dutch, Flemish
- caste Middle Dutch
- wort Middle Dutch
- kas Afrikaans
- woord Afrikaans
- yskas Afrikaans
- wort Old Dutch
- kasi Sranan Tongo
- wortu Sranan Tongo
- kast
- woord
- gokkast
- jawoord
- ijskast
- nawoord
- zuurkast
- nestkast
- lidwoord
- telwoord
- trekkast
- ladekast
- erfwoord
- koelkast
- paswoord
- bijwoord
- erewoord
- woordgrap
- brandkast
- werkwoord
- naamwoord
- evenwoord
- klankkast
- voegwoord
- stopwoord
- rijmwoord
- woorddeel
- vrieskast
- dankwoord
- kleerkast
- trefwoord
- codewoord
- maatwoord
- leenwoord
- voorwoord
- bijenkast
- ladenkast
- klerenkast
- ribbenkast
- spookwoord
- woordsoort
- grondwoord
- boekenkast
- toverwoord
- taboewoord
- wachtwoord
- zwerfwoord
- woordgroep
- poppenkast
- kledingkast
- woordklasse
- stoppenkast
- woordenboek
- kettingkast
- letterwoord
- scheldwoord
- spreekwoord
- flipperkast
- woordvorming
- woordspeling
- woordvoerder
- cultuurwoord
- functiewoord
- woordenschat
- woordenstroom
- woordenstrijd
- diepvrieskast
- tweelingwoord
- bastaardwoord
- voornaamwoord
- woordafbreking
- woordenwisseling
- handschoenenkast
- hoedanigheidswoord