openwerken
Dutch (Brabantic)
/ˈoː.pə(n)ˌʋɛr.kə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to open with effort
- (transitive) to make a hole or opening
Etymology
Compound from Dutch, Flemish open (open) + Dutch, Flemish werken (work).
Origin
Dutch (Brabantic)
werken
Gloss
work
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
働
Emoji
✂️ 🏗️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanwerken Dutch, Flemish
- afwerken Dutch, Flemish
- bergwerker Dutch, Flemish
- bewerken Dutch, Flemish
- bijwerken Dutch, Flemish
- doorwerken Dutch, Flemish
- gemeentewerken Dutch, Flemish
- hoogwerker Dutch, Flemish
- inwerken Dutch, Flemish
- meewerken Dutch, Flemish
- open Dutch, Flemish
- openbarsten Dutch, Flemish
- openbloeien Dutch, Flemish
- openbreken Dutch, Flemish
- opendoen Dutch, Flemish
- opendraaien Dutch, Flemish
- openduwen Dutch, Flemish
- openen Dutch, Flemish
- opengaan Dutch, Flemish
- openhalen Dutch, Flemish
- openheid Dutch, Flemish
- openlijk Dutch, Flemish
- openlucht Dutch, Flemish
- openmaken Dutch, Flemish
- opensperren Dutch, Flemish
- openzetten Dutch, Flemish
- openzwaaien Dutch, Flemish
- overwerken Dutch, Flemish
- samenwerken Dutch, Flemish
- tegenwerken Dutch, Flemish
- uitwerken Dutch, Flemish
- verwerken Dutch, Flemish
- wegwerken Dutch, Flemish
- werkbaar Dutch, Flemish
- werkbalk Dutch, Flemish
- werkdag Dutch, Flemish
- werkdier Dutch, Flemish
- werken Dutch, Flemish
- werker Dutch, Flemish
- werkgebied Dutch, Flemish
- werking Dutch, Flemish
- werkman Dutch, Flemish
- werkmier Dutch, Flemish
- werkpaard Dutch, Flemish
- werkplaats Dutch, Flemish
- werkplek Dutch, Flemish
- werkster Dutch, Flemish
- werkstraf Dutch, Flemish
- werkuur Dutch, Flemish
- werkvloer Dutch, Flemish
- werkwoord Dutch, Flemish
- zwartwerken Dutch, Flemish
- werken Middle Dutch
- ōpen Middle Dutch
- oop Afrikaans
- open
- werker
- openen
- werken
- werkuur
- werkdag
- werkman
- werking
- afwerken
- werkplek
- inwerken
- opendoen
- opengaan
- werkdier
- werkster
- werkbaar
- openheid
- werkbalk
- openlijk
- bewerken
- werkmier
- openmaken
- aanwerken
- openhalen
- werkvloer
- bijwerken
- werkwoord
- openduwen
- meewerken
- verwerken
- openlucht
- uitwerken
- wegwerken
- werkpaard
- werkstraf
- werkgebied
- bergwerker
- openbreken
- werkplaats
- doorwerken
- hoogwerker
- overwerken
- openzetten
- zwartwerken
- openzwaaien
- openbloeien
- samenwerken
- opendraaien
- openbarsten
- tegenwerken
- opensperren
- gemeentewerken