grondwoord
Dutch (Brabantic)
/ˈɣrɔnt.ʋoːrt/
noun
Definitions
- (grammar) primitive (word)
- (linguistics) stem, word stem
Etymology
Compound from Dutch, Flemish grond (ground, base, soil, land, foundation) + Dutch, Flemish woord (word).
Origin
Dutch (Brabantic)
woord
Gloss
word
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
辞
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achtergrond Dutch, Flemish
- afgrond Dutch, Flemish
- bastaardwoord Dutch, Flemish
- bewijsgrond Dutch, Flemish
- bijwoord Dutch, Flemish
- codewoord Dutch, Flemish
- cultuurwoord Dutch, Flemish
- dankwoord Dutch, Flemish
- erewoord Dutch, Flemish
- erfwoord Dutch, Flemish
- evenwoord Dutch, Flemish
- functiewoord Dutch, Flemish
- geestgrond Dutch, Flemish
- grond Dutch, Flemish
- grondbelasting Dutch, Flemish
- grondbezitter Dutch, Flemish
- grondbloem Dutch, Flemish
- gronden Dutch, Flemish
- grondeuvel Dutch, Flemish
- grondgebied Dutch, Flemish
- grondig Dutch, Flemish
- grondlegger Dutch, Flemish
- grondoorzaak Dutch, Flemish
- grondrecht Dutch, Flemish
- grondsap Dutch, Flemish
- grondslag Dutch, Flemish
- grondstof Dutch, Flemish
- grondtoon Dutch, Flemish
- grondvest Dutch, Flemish
- grondvesten Dutch, Flemish
- grondwater Dutch, Flemish
- grondwet Dutch, Flemish
- grootgrondbezitter Dutch, Flemish
- hoedanigheidswoord Dutch, Flemish
- jawoord Dutch, Flemish
- kastwoord Dutch, Flemish
- leenwoord Dutch, Flemish
- letterwoord Dutch, Flemish
- lidwoord Dutch, Flemish
- maatwoord Dutch, Flemish
- naamwoord Dutch, Flemish
- nawoord Dutch, Flemish
- ondergrond Dutch, Flemish
- ondergronds Dutch, Flemish
- paswoord Dutch, Flemish
- rijmwoord Dutch, Flemish
- scheldwoord Dutch, Flemish
- spookwoord Dutch, Flemish
- spreekwoord Dutch, Flemish
- stopwoord Dutch, Flemish
- taboewoord Dutch, Flemish
- telwoord Dutch, Flemish
- toverwoord Dutch, Flemish
- trefwoord Dutch, Flemish
- tweelingwoord Dutch, Flemish
- voegwoord Dutch, Flemish
- voorgrond Dutch, Flemish
- voornaamwoord Dutch, Flemish
- voorwoord Dutch, Flemish
- wachtwoord Dutch, Flemish
- werkwoord Dutch, Flemish
- woord Dutch, Flemish
- woordafbreking Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- woordenboek Dutch, Flemish
- woordenschat Dutch, Flemish
- woordenstrijd Dutch, Flemish
- woordenstroom Dutch, Flemish
- woordenwisseling Dutch, Flemish
- woordgrap Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- woordklasse Dutch, Flemish
- woordsoort Dutch, Flemish
- woordspeling Dutch, Flemish
- woordvoerder Dutch, Flemish
- woordvorming Dutch, Flemish
- zandgrond Dutch, Flemish
- zwerfwoord Dutch, Flemish
- gront Middle Dutch
- wort Middle Dutch
- grond Afrikaans
- woord Afrikaans
- wort Old Dutch
- gron Sranan Tongo
- wortu Sranan Tongo
- grond
- woord
- gronden
- jawoord
- afgrond
- nawoord
- grondig
- lidwoord
- telwoord
- erfwoord
- paswoord
- grondsap
- bijwoord
- grondwet
- erewoord
- woordgrap
- grondvest
- werkwoord
- naamwoord
- voorgrond
- evenwoord
- grondtoon
- grondslag
- voegwoord
- stopwoord
- rijmwoord
- woorddeel
- dankwoord
- kastwoord
- trefwoord
- codewoord
- maatwoord
- zandgrond
- leenwoord
- voorwoord
- grondstof
- grondwater
- spookwoord
- woordsoort
- toverwoord
- taboewoord
- grondeuvel
- ondergrond
- geestgrond
- grondrecht
- wachtwoord
- zwerfwoord
- woordgroep
- grondbloem
- bewijsgrond
- woordklasse
- grondgebied
- ondergronds
- woordenboek
- letterwoord
- achtergrond
- scheldwoord
- spreekwoord
- grondvesten
- grondlegger
- woordvorming
- woordspeling
- woordvoerder
- cultuurwoord
- functiewoord
- woordenschat
- grondoorzaak
- woordenstroom
- woordenstrijd
- tweelingwoord
- grondbezitter
- bastaardwoord
- voornaamwoord
- woordafbreking
- grondbelasting
- woordenwisseling
- grootgrondbezitter
- hoedanigheidswoord