lidwoord
Dutch (Brabantic)
/ˈlɪt.ʋoːrt/
noun
Definitions
- (grammar) article
Etymology
Compound from Dutch, Flemish lid (member, lid, section, part, cover, limb, part of the body) + Dutch, Flemish woord (word).
Origin
Dutch (Brabantic)
woord
Gloss
word
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
辞
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- baarlid Dutch, Flemish
- bastaardwoord Dutch, Flemish
- bemanningslid Dutch, Flemish
- bijwoord Dutch, Flemish
- codewoord Dutch, Flemish
- cultuurwoord Dutch, Flemish
- dankwoord Dutch, Flemish
- erelid Dutch, Flemish
- erewoord Dutch, Flemish
- erfwoord Dutch, Flemish
- evenwoord Dutch, Flemish
- familielid Dutch, Flemish
- functiewoord Dutch, Flemish
- gelid Dutch, Flemish
- gemeenteraadslid Dutch, Flemish
- gezinslid Dutch, Flemish
- grondwoord Dutch, Flemish
- hoedanigheidswoord Dutch, Flemish
- jawoord Dutch, Flemish
- jurylid Dutch, Flemish
- kamerlid Dutch, Flemish
- kastwoord Dutch, Flemish
- ledebraken Dutch, Flemish
- ledemaat Dutch, Flemish
- ledenpop Dutch, Flemish
- leenwoord Dutch, Flemish
- letterwoord Dutch, Flemish
- lid Dutch, Flemish
- lidstaat Dutch, Flemish
- maatwoord Dutch, Flemish
- naamwoord Dutch, Flemish
- nawoord Dutch, Flemish
- ooglid Dutch, Flemish
- oppositielid Dutch, Flemish
- paswoord Dutch, Flemish
- raadslid Dutch, Flemish
- rijmwoord Dutch, Flemish
- scheldwoord Dutch, Flemish
- spookwoord Dutch, Flemish
- spreekwoord Dutch, Flemish
- stopwoord Dutch, Flemish
- taboewoord Dutch, Flemish
- telwoord Dutch, Flemish
- toverwoord Dutch, Flemish
- trefwoord Dutch, Flemish
- tweelingwoord Dutch, Flemish
- voegwoord Dutch, Flemish
- volledig Dutch, Flemish
- voorlid Dutch, Flemish
- voornaamwoord Dutch, Flemish
- voorwoord Dutch, Flemish
- wachtwoord Dutch, Flemish
- werkwoord Dutch, Flemish
- woord Dutch, Flemish
- woordafbreking Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- woordenboek Dutch, Flemish
- woordenschat Dutch, Flemish
- woordenstrijd Dutch, Flemish
- woordenstroom Dutch, Flemish
- woordenwisseling Dutch, Flemish
- woordgrap Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- woordklasse Dutch, Flemish
- woordsoort Dutch, Flemish
- woordspeling Dutch, Flemish
- woordvoerder Dutch, Flemish
- woordvorming Dutch, Flemish
- zwerfwoord Dutch, Flemish
- lid Indonesian
- lit Middle Dutch
- wort Middle Dutch
- lid Afrikaans
- woord Afrikaans
- wort Old Dutch
- wortu Sranan Tongo
- lid
- gelid
- woord
- ooglid
- erelid
- voorlid
- baarlid
- jawoord
- nawoord
- jurylid
- lidstaat
- kamerlid
- telwoord
- ledenpop
- volledig
- erfwoord
- paswoord
- bijwoord
- ledemaat
- erewoord
- raadslid
- woordgrap
- werkwoord
- naamwoord
- evenwoord
- voegwoord
- stopwoord
- rijmwoord
- woorddeel
- dankwoord
- kastwoord
- trefwoord
- codewoord
- maatwoord
- leenwoord
- voorwoord
- gezinslid
- ledebraken
- spookwoord
- familielid
- woordsoort
- grondwoord
- toverwoord
- taboewoord
- wachtwoord
- zwerfwoord
- woordgroep
- woordklasse
- woordenboek
- letterwoord
- scheldwoord
- spreekwoord
- woordvorming
- woordspeling
- oppositielid
- woordvoerder
- cultuurwoord
- functiewoord
- woordenschat
- woordenstroom
- woordenstrijd
- bemanningslid
- tweelingwoord
- bastaardwoord
- voornaamwoord
- woordafbreking
- woordenwisseling
- gemeenteraadslid
- hoedanigheidswoord